Gedaan met laden. U bevindt zich op: Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen (OVG)

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen (OVG)

Sinds 1994 onderzoekt de Vlaamse overheid jaarlijks het verplaatsingsgedrag van de Vlamingen. Hiervoor worden Vlamingen van 6 jaar en ouder bevraagd over hun verplaatsings- en mobiliteitsgedrag.

Onderzoek verplaatsingsgedrag 7 opgestart

In 2023 wordt een nieuw onderzoek verplaatsingsgedrag opgestart. De methodiek zal anders zijn. Respondenten zullen niet meer persoonlijk begeleid worden door een enquêteur. Wel zullen er instructievideo’s én een hulplijn zijn. De steekproef zal nog steeds gebeuren op basis van een trekking uit het rijksregister, maar de focus verschuift van Vlaanderen naar de 15 vervoerregio’s die in elke regio het mobiliteitsplan opstellen. Dat moet het mogelijk maken de regionale mobiliteitsplannen beter te monitoren. OVG 7 streeft naar 30.000 deelnemers. Het veldwerk start in oktober 2023. Bedoeling is om de resultaten in het voorjaar van 2025 beschikbaar te stellen.

Inhoud is aan het laden

Vorige onderzoeken

Tot en met de Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) 3 werd het onderzoek uitgevoerd gedurende een periode van 1 jaar. Vanaf OVG 4 werd het veldwerk over 5 jaar verspreid. Die onderzoeken bestaan uit 5 tussentijdse, opeenvolgende bevragingen.

Onderzoeksmethodiek

OVG 1 (april 1994-april 1995) en OVG 2 (januari 2000-januari 2001) gebeurden via een enquête bij een staal van minimaal 2.500 gezinnen die via een eenvoudige toevalssteekproef uit het Rijksregister werd getrokken. De contactprocedure was ofwel telefonisch ofwel uitsluitend postaal (indien telefonisch geen contact bereikt werd)..

Vanaf OVG 3 (september 2007 - september 2008) werd de enquête afgenomen bij een staal van minimaal 8.000 personen die via een gestratificeerde clustersteekproef uit het Rijksregister wordt getrokken. De contactprocedure was face-to-faceofwel via de post (indien geen face-to-face contact bereikt werd).

OVG 4 en OVG 5 gebeurden op dezelfde wijze als OVG 3 behoudens het feit dat de steekproef van minimaal 8.000 personen verspreid werd over 5 achtereenvolgende onderzoeksjaren met een bevraging van telkens minimaal 1.600 personen.

Interne vergelijkingen tussen OVG 3, OVG 4 en OVG 5 zijn globaal gezien mogelijk vermits de methodologie in grote lijnen dezelfde gebleven is. Niettemin zijn hier en daar kleine wijzigingen aangebracht met eerder beperkte impact. We verwijzen hiervoor naar de appendixen met de methodologische toelichting, opgenomen in de rapportages van deze onderzoeken.