Skip to main content

Vrije tijd

Alle kinderen en jongeren hebben het recht op vrije tijd, spel en ontspanning. Ze mogen zich in de vrije tijd verenigen, in groep samenkomen of lid worden van een vereniging. In België is daar bovenop de vrijheid van vereniging opgenomen in de Grondwet. Ook het Kinderrechtenverdrag beschermt het recht op vrije tijd:

  • Artikel 15: Recht op vrijheid van vereniging
  • Artikel 31: Recht op vrije tijd, spel en ontspanning

De indicatoren in dit thema vertellen ons iets meer over de situatie in Vlaanderen en Brussel met betrekking tot deze kinderrechten.

Percentage kinderen jonger dan 12 jaar dat vindt dat er genoeg plekken in de buurt zijn om te spelen en een leuke tijd door te brengen

We vroegen aan kinderen in hoeverre ze akkoord gaan met de stelling “Er zijn genoeg plekken in mijn buurt om te spelen en een leuke tijd door te brengen”. Ze konden hierop antwoorden aan de hand van een 5-punt Likertschaal, gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. Het percentage kinderen dat aangeeft dat er genoeg plekken in de buurt zijn om te spelen en een leuke tijd door te brengen werd berekend door de categorieën 'Ik ga voor een groot stuk akkoord' en 'ik ga volledig akkoord' samen te nemen. In 2018 gaf 70,3% van de Vlaamse kinderen tussen 10 en 12 aan dat ze vinden dat er genoeg plekken in de buurt zijn om te spelen en een leuke tijd door te brengen.   

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat er genoeg plekken in de buurt zijn om te spelen en een leuke tijd door te brengen (10-12 jaar; %)
  Ik ga niet akkoord  Ik ga een beetje akkoord  Ik ga soms akkoord  Ik ga voor een groot stuk akkoord  Ik ga volledig akkoord 
Er zijn genoeg plekken in mijn buurt om te spelen en een leuke tijd door te brengen (n=2098)

8,4%

7,9%

13,5%

18,7%

51,6%

Bron: ISCWEB 2018 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

 

De verschillen in het al dan niet vinden dat er genoeg plekken in de buurt zijn om te spelen en een leuke tijd door te brengen zijn statistisch significant naargelang het gender van de jongeren. Zo geven jongens het meest aan dat ze genoeg plekken in de buurt hebben om te spelen en een leuke tijd door te brengen (72,5%). Dat staat tegenover meisjes die het minst vaak aangeven voldoende plekken in de buurt te hebben om te spelen en een leuke tijd door te brengen (67,9%).

Ook naar leeftijd werden er statistisch significante verschillen gevonden tussen jongeren. Zo geven kinderen van 10 jaar (73,9%) vaker aan dat ze genoeg plekken in de buurt hebben om te spelen en een leuke tijd door te brengen dan de 12-jarigen (66,6%).

Het verschil in het al dan niet vinden dat er genoeg plekken in de buurt zijn om te spelen en een leuke tijd door te brengen is niet statistisch significant naargelang jongeren hun herkomst.  

Tabel: Sociale verschillen in het al dan niet vinden dat er genoeg plekken in de buurt zijn om te spelen en een leuke tijd door te brengen (10-12 jaar, in %)
   

Vindt dat er genoeg plekken in de buurt zijn om te spelen en een leuke tijd door te brengen  

Vindt dat er niet genoeg plekken in de buurt zijn om te spelen en een leuke tijd door te brengen  

Gender                          (Cramer’s V=0,051; p=0,021) Jongen (n=1040)

72,5%

27,5%

Meisje (n=1014)

67,9%

32,1%

Leeftijd                          (Cramer’s V=0,080; p<0,001) 10 jaar (n=1055)

73,9%

26,1%

12 jaar (n=1043)

66,6%

33,4%

Herkomst                    (Cramer’s V=0,005; p=0,830) Belgisch (n=1429)

70,3%

29,7%

Niet-Belgisch (n=567)

69,8%

30,2%

Bron: ISCWEB 2018 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

Percentage kinderen dat zich veilig voelt in hun buurt

We vroegen aan kinderen tussen 10 en 12 jaar in hoeverre ze akkoord gaan met de stelling “Ik voel me veilig als ik rondwandel in de buurt waar ik woon”. Ze konden hierop antwoorden aan de hand van een 5-punt Likertschaal, gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. Het percentage kinderen dat aangeeft dat zich veilig voelt in hun buurt werd berekend door de categorieën 'Ik ga voor een groot stuk akkoord' en 'ik ga volledig akkoord' samen te nemen. In 2018 gaf 77,7% van de Vlaamse kinderen tussen 10 en 12 aan dat ze zich veilig voelen in hun buurt.  

Tabel: Verdeling van kinderen die aangeven dat ze zich veilig voelen in hun buurt (10-12 jaar; %)
  Ik ga niet akkoord  Ik ga een beetje akkoord  Ik ga soms akkoord  Ik ga voor een groot stuk akkoord  Ik ga volledig akkoord 
Ik voel me veilig als ik rondwandel in de buurt waar ik woon (n=2106)

3,9%

5,5%

12,9%

28,4%

49,3%

Bron: ISCWEB 2018 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

 

De verschillen in het zich al dan niet veilig voelen in hun buurt zijn statistisch significant naargelang het gender van de kinderen. Zo voelen jongens zich het meest veilig in hun buurt (80,1%). Dat staat tegenover meisjes die zich het minst veilig te voelen in hun buurt (75,1%).

Het verschil in het zich al dan niet veilig voelen in de buurt is niet statistisch significant naargelang de leeftijd en herkomst van de kinderen.  

Tabel: Sociale verschillen in het zich al dan niet veilig voelen in hun buurt (10-12 jaar, in %)
   

Voelt zich veilig in hun buurt 

Voelt zich niet veilig in hun buurt

Gender                          
(Cramer’s V=0,060; p=0,007)
Jongen (n=1032)

80,1%

19,9%

Meisje (n=1030)

75,1%

24,9%

Leeftijd                          
(Cramer’s V=0,009; p=0,680)
10 jaar (n=1056)

77,4%

22,6%

12 jaar (n=1051)

78,1%

21,9%

Herkomst                     
(Cramer’s V=0,036; p=0,105)
Belgisch (n=1446)

78,8%

21,2%

Niet-Belgisch (n=559)

75,5%

24,5%

Bron: ISCWEB 2018 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

Percentage jongeren voor wie het betaalbaar is om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten

We vroegen aan jongeren tussen 12 en 17 jaar in hoeverre ze akkoord gaan met de stelling “Ik heb genoeg geld om in mijn vrije tijd leuke dingen te doen”. Ze konden hierop antwoorden aan de hand van een 5-punt Likertschaal, gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. Het percentage jongeren dat aangeeft dat ze genoeg geld hebben om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten werd berekend door de antwoordcategorieën ‘helemaal akkoord’ en ‘akkoord’ samen te nemen. In 2023 gaf 68,2% van de Vlaamse jongeren aan dat ze genoeg geld hebben om deel te nemen aan leuke vrijetijdsactiviteiten. 

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat het betaalbaar is om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten (12-17 jaar; %)
 

Helemaal niet akkoord

Niet akkoord

Tussen beide

Akkoord 

Helemaal Akkoord

Ik heb genoeg geld om in mijn vrije tijd leuke dingen te doen (n=2483)

4,6%

8,1%

19,1%

40,2%

27,9%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

 

De verschillen in het al dan niet aangeven dat het voor jongeren betaalbaar is om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten zijn statistisch significant naargelang het gender van de jongeren. Zo geven jongens het meest aan dat ze genoeg middelen hebben om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten (70,4%). Daarna geven meisjes aan dat ze genoeg geld hebben om deel te nemen (66,4%). Non-binaire jongeren en jongeren met een andere genderidentiteit geven het minst aan dat ze deel kunnen nemen aan betaalbare vrijetijdsactiviteiten (50,0%).

Ook naar handicap werden er statistisch significante verschillen gevonden tussen jongeren. Zo zien we dat jongeren met een handicap veel minder vaak aangeven dat het voor hen betaalbaar is om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten (58,5%) tegenover jongeren zonder handicap (68,7%).

Herkomst heeft ook een statistisch significant effect op jongeren. Belgische jongeren (70,8%) geven het meest aan dat het voor hen betaalbaar is om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten. Dat is niet zo voor Europese en niet-Europese niet-Belgische jongeren. Zij geven vergelijkbaar, maar minder aan dat zij genoeg middelen hebben om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten (61,2%; 61,8%).

Er is ook een verschil gevonden naargelang jongeren in de grootstad wonen of niet. Jongeren die niet in de grootstad wonen geven vaker (69,1%) aan dat het voor hen betaalbaar is om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten dan jongeren die in de grootstad wonen (64,1%)

Het verschil in het al dan niet betaalbaar zijn van vrijetijdsactiviteiten is niet statistisch significant naargelang jongeren hun leeftijd.

Tabel: Sociale verschillen in het al dan niet genoeg geld hebben voor vrijetijdsactiviteiten (12-17 jaar, in %)
   

Genoeg geld voor vrijetijdsactiviteiten  

Niet genoeg geld voor vrijetijdsactiviteiten  

Gender
(Cramer’s V=0,062; p=0,009)
Man/Jongen (n=1237)

70,4%

29,6%

Vrouw/Meisje (n=1214)

66,4%

33,6%

Non-binair en andere (n=32)

50,0%

50,0%

Leeftijd   
(Cramer’s V=0,032; p=0,284)
12-13 jaar (n=644)

70,7%

29,3%

14-15 jaar (n=964)

67,5%

32,5%

16-17 jaar (n=877)

67,0%

33,0%

Handicap
(Cramer’s V=0,051; p=0,011)
Geen handicap (n=2342)

68,7%

31,3%

Handicap (n=142)

58,5%

41,5%

Herkomst           
(Cramer’s V=0,089; p<0,001)
Belgisch (n=1782)

70,8%

29,2%

Niet-Belgisch EU (n=178)

61,2%

38,8%

Niet-Belgisch niet-EU (n=487)

61,6%

38,4%

Verstedelijking         
(Cramer’s V=0,041; p=0,042)
Grootstad (Gent - Antwerpen - Brussel; (n=434)

64,1%

35,9%

Vlaanderen – geen grootstad (n=2049)

69,1%

30,9%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

Percentage jongeren dat vindt dat er voldoende plekken in de buurt zijn om naar toe te gaan in de vrije tijd

We vroegen aan jongeren tussen 12 en 17 jaar in hoeverre ze akkoord gaan met de stelling “Ik heb voldoende plekken in mijn buurt waar ik naar toe kan gaan in mijn vrije tijd”. Ze konden hierop antwoorden aan de hand van een 5-punt Likertschaal, gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. Het percentage jongeren dat aangeeft dat ze genoeg plekken hebben om naartoe te gaan in hun vrije tijd werd berekend door de antwoordcategorieën ‘helemaal akkoord’ en ‘akkoord’ samen te nemen. In 2023 gaf 55,9% van de Vlaamse jongeren aan dat er voldoende plekken zijn in hun buurt om naar toe te gaan in hun vrije tijd. 

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat er voldoende plekken in de buurt zijn om naar toe te gaan in de vrije tijd (12-17 jaar; %)
 

Helemaal niet akkoord

Niet akkoord

Tussen beide

Akkoord 

Helemaal Akkoord

Ik vind dat er voldoende plekken in de buurt zijn om naar toe te gaan in de vrije tijd (n=2489)

4,0%

11,9%

28,2%

37,2%

18,7%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

 

De verschillen in het al dan niet aangeven dat jongeren voldoende plekken hebben om naar toe te gaan in hun vrije tijd zijn statistisch significant naargelang het gender van de jongeren. Zo geven jongens het meest aan dat ze genoeg plaatsen hebben om hun vrije tijd in door te brengen (60,8%). Daarna geven meisjes aan dat ze voldoende plaatsen hebben om hun vrije tijd in door te brengen (51,1%). Non-binaire jongeren en jongeren met een andere genderidentiteit geven het minst vaak aan dat ze voldoende plekken hebben in de buurt om naar toe te gaan (44,1%).

Ook naar leeftijd werden er statistisch significante verschillen gevonden tussen jongeren. Zo zien we dat hoe ouder jongeren worden, hoe minder vaak ze aangeven dat ze voldoende plekken ter beschikking hebben om naar toe te gaan in hun vrije tijd. Jongeren van 12-13 jaar geven het vaakst aan genoeg plekken te hebben (59,2%). Daarna jongeren tussen 14-15 jaar (56,2%). Jongeren tussen 16-17 jaar geven het minst vaak aan voldoende plekken te hebben om naar toe te gaan in hun vrije tijd (53,1%).

Handicap heeft ook een statistisch significant effect op het gevoel voldoende plekken ter beschikking te hebben om de vrije tijd door te brengen. Jongeren met een handicap geven minder vaak aan genoeg plekken ter beschikking te hebben om hun vrije tijd in door te brengen (43,7%) in vergelijking met jongeren zonder een handicap (56,6%).

Er is ook een statistisch significant verschil tussen jongeren die wel of niet in de grootstad wonen. Zo geven jongeren uit de grootstad vaker aan om voldoende vrijetijdsplekken te hebben (62,0%) dan jongeren die niet in de grootstad wonen (54,6%).

Het verschil in het al dan niet voldoende plekken hebben om hun vrije tijd door te brengen is niet statistisch significant naargelang de herkomst van jongeren. 

Tabel: Sociale verschillen in het al dan niet aangeven dat er voldoende plekken in de buurt zijn om naar toe te gaan in de vrije tijd (12-17 jaar, in %)
   

Voldoende plekken om naar toe te gaan in de vrije tijd

Niet voldoende plekken om naar toe te gaan in de vrije tijd

Gender
(Cramer’s V=0,101; p<0,001)
Man/Jongen (n=1236)

60,8%

39,2%

Vrouw/Meisje (n=1218)

51,1%

48,9%

Non-binair en andere (n=34)

44,1%

55,9%

Leeftijd
(Cramer’s V=0,055; p=0,024)
12-13 jaar (n=649)

59,2%

40,8%

14-15 jaar (n=964)

56,2%

43,8%

16-17 jaar (n=876)

53,1%

46,9%

Handicap
(Cramer’s V=0,061; p=0,003)
Geen handicap (n=2347)

56,6%

43,4%

Handicap (n=142)

43,7%

56,3%

Herkomst
(Cramer’s V=0,046; p=0,074)
Belgisch (n=1789)

57,2%

42,8%

Niet-Belgisch EU (n=176)

53,4%

46,6%

Niet-Belgisch niet-EU (n=486)

51,6%

48,4%

Verstedelijking         
(Cramer’s V=0,056; p=0,005)
Grootstad (Gent - Antwerpen - Brussel; (n=434)

62,0%

38,0%

Vlaanderen – geen grootstad (n=2055)

54,6%

45,4%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

Percentage jongeren dat elke dag buiten activiteiten doet

We vroegen aan jongeren tussen 12 en 17 jaar of ze de afgelopen 12 maanden in hun vrije tijd buiten activiteiten deden, wandelden of picknickten. Wanneer ze hier positief op antwoordden, werd hen gevraagd hoe vaak ze dat deden in de afgelopen 12 maanden. De antwoordcategorieën op deze vraag waren: 'minder dan één keer per maand', 'een of meerdere keren per maand, 'één keer per week', 'meerdere keren per week' en 'elke dag'. In 2023 gaven bijna 3 op 10 jongeren (12-17 jaar) aan dat ze in hun vrije tijd niet wandelen, picknicken of andere activiteiten buiten doen (29,3%). Een op vijf jongeren geeft aan dit meerdere keren per week te doen (21,1%) en net iets meer dan een op 20 jongeren geeft aan dit elke dag te doen (6,3%). 

Tabel: Verdeling van jongeren die naar buiten gaan in hun vrije tijd (12-17 jaar; %)
 

Nee

Minder dan één keer per maand

Een of meerdere keren per maand

Eén keer per week

Meerdere keren per week 

Elke dag 

In mijn vrije tijd ging ik in de afgelopen 12 maanden buiten activiteiten doen, wandelen of picknicken (N=2504)

29,3%

7,8%

21,8%

13,6%

21,1%

6,3%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

 

Jongeren verschillen enkel statistisch significant van elkaar naargelang hun herkomst in het al dan niet elke dag naar buiten gaan in hun vrije tijd. Jongeren met een niet-Belgische herkomst binnen de EU geven het meeste aan elke dag naar buiten te gaan (8,2%), respectievelijk gevolgd door jongeren met Belgische herkomst (6,9%) en jongeren met een niet-Belgische herkomst van buiten de EU (3,5%). 

De verschillen die te zien zijn in het al dan niet elke dag naar buiten gaan in de vrije tijd naargelang gender, leeftijd, handicap en verstedelijking zijn niet statistisch significant. 

Tabel: Sociale verschillen in het al dan niet elke dag buiten activiteiten doen in de vrije tijd (12-17 jaar; in %)
   

Elke dag buiten in de vrije tijd

Niet elke dag buiten in de vrije tijd

Gender
(Cramer’s V=0,025; p=0,453)
Man/Jongen (n=1255)

5,9%

94,1%

Vrouw/Meisje (n=1214)

6,8%

93,2%

Non-binair en andere (n=34)

2,9%

97,1%

Leeftijd
(Cramer’s V=0,032; p=0,227)
12-13 jaar (n=650)

5,1%

94,9%

14-15 jaar (n=968)

7,0%

93,0%

16-17 jaar (n=886)

6,5%

93,5%

Handicap                    
(Cramer’s V=0,008; p=0,685)
Geen handicap (n=2358)

6,4%

93,6%

Handicap (n=145)

5,5%

94,5%

Herkomst
(Cramer’s V=0,059; p=0,013)
Belgisch (n=1690)

6,9%

93,1%

Niet-Belgisch EU (n=168)

8,2%

91,8%

Niet Belgisch niet-EU (n=445)

3,5%

96,5%

Verstedelijking        
(Cramer’s V=0,003; p=0,880)
Vlaanderen - geen grootstad (n=2065)

6,3%

93,7%

Grootstad (Gent - Antwerpen - Brussel; n=439)

6,2%

93,8%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

Percentage jongeren dat aangeeft voldoende vrije tijd te hebben

We vroegen aan jongeren tussen 12 en 17 jaar in hoeverre ze akkoord gaan met de stelling “ik heb te weinig vrije tijd”. Ze konden hierop antwoorden aan de hand van een 5-punt Likertschaal, gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. Het percentage jongeren dat aangeeft dat ze voldoende vrije tijd hebben werd berekend door de antwoordcategorieën ‘helemaal niet akkoord’ en ‘niet akkoord’ op te tellen. In 2023 gaf 35,4% van de Vlaamse jongeren (12-17 jaar) aan voldoende vrije tijd te hebben. 

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze voldoende vrije tijd hebben (12-17 jaar; %)
 
 

Helemaal niet akkoord

Niet akkoord

Tussen beide

Akkoord 

Helemaal Akkoord

Ik heb te weinig vrije tijd (N=2484)

10,5%

26,8%

32,4%

19,2%

11,1%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

 

De verschillen in het al dan niet ervaren van voldoende vrije tijd zijn statistisch significant naargelang het gender van de jongeren. Bijna de helft van de jongens ervaren voldoende vrije tijd (44,4%), tegenover ongeveer een derde van de meisjes (30,6%) en een vierde van de jongeren met een non-binaire of andere genderidentiteit (26,5%).

Ook de verschillen naargelang leeftijd zijn statistisch significant. Zo geven jongeren van 16 tot en met 17 jaar ongeveer 10 punten minder vaak aan dat ze over voldoende vrije tijd beschikken dan de laagste twee leeftijdscategorieën (32,5% tegenover 40,3% en 39,7%).

Verder geven jongeren zonder handicap statistisch significant vaker aan voldoende vrije tijd te hebben (38,0%) dan jongeren met een handicap (27,1%).

Jongeren die in grootsteden wonen hebben iets minder vaker het gevoel dat ze voldoende vrije tijd hebben vergeleken met jongeren die niet in een grootstad wonen (34,9% tegenover 37,9%) maar dit verschil is statistisch niet significant. Daarnaast hebben Belgische jongeren ook iets minder vaak het gevoel dat ze vrije tijd hebben vergeleken met jongeren met een niet-Belgische herkomst (zowel binnen als buiten de EU), respectievelijk 35,8% tegenover 42,1% en 41,0%).

Tabel: Sociale verschillen in het al dan niet hebben van voldoende vrije tijd (12-17 jaar; in %)
   

Voldoende vrije tijd

Te weinig vrije tijd

Gender
(Cramer’s V=0,146; p<0,001)
Man/Jongen (n=1238)

44,4%

55,6%

Vrouw/Meisje (n=1214)

30,6%

69,4%

Non-binair en andere (n=32)

28,1%

71,9%

Leeftijd 
(Cramer’s V=0,073; p=0,001)
12-13 jaar (n=674)

40,3%

59,7%

13-15 jaar (n=965)

39,7%

60,3%

16-17 jaar (n=873)

32,5%

67,5%

Handicap  
(Cramer’s V=0,053; p=0,009)
Geen handicap (n=2340)

38,0%

62,0%

Handicap (n=114)

27,1%

72,9%

Herkomst
(Cramer’s V=0,051; p=0,039)
Belgisch (n=1787)

35,8%

64,2%

Niet-Belgisch EU (n=178)

42,1%

57,9%

Niet Belgisch niet-EU (n=485)

41,0%

59,0%

Verstedelijking 
(Cramer’s V=0,024; p=0,239)
Vlaanderen - geen grootstad (n=2051)

37,9%

62,1%

Grootstad (Gent - Antwerpen - Brussel; n=433)

34,9%

65,1%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

Percentage jongeren dat aangeeft voldoende mogelijkheden te hebben om uit te rusten

We vroegen aan jongeren tussen 12 en 17 jaar in hoeverre ze akkoord gaan met de stelling “Ik heb genoeg mogelijkheden om uit te rusten”. Ze konden hierop antwoorden aan de hand van een 5-punt Likertschaal, gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. Het percentage jongeren dat aangeeft dat ze voldoende mogelijkheden hebben om uit te rusten werd berekend door de antwoordcategorieën ‘helemaal akkoord’ en ‘akkoord’  samen te nemen. In 2023 gaf 57,7% van de Vlaamse jongeren (12-17 jaar) aan genoeg mogelijkheden te hebben om uit te rusten. 

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze genoeg mogelijkheden hebben om uit te rusten (12-17 jaar; %)
 

Helemaal niet akkoord

Niet akkoord

Tussen beide

Akkoord 

Helemaal Akkoord

Ik heb genoeg mogelijkheden om uit te rusten (n=2486)

4,5%

11,7%

26,1%

38,7%

19,0%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

 

De verschillen in het al dan niet kunnen uitrusten zijn statistisch significant naargelang het gender van de jongeren. Het merendeel van de jongens heeft genoeg mogelijkheden om uit te rusten (65,4%), tegenover de helft van de meisjes (50,1%) en iets minder dan de helft van de jongeren met een non-binaire of andere genderidentiteit (46,9%).

Ook de verschillen naargelang leeftijd zijn statistisch significant. Zo geven de 16-17 jarigen het minst aan dat ze genoeg mogelijkheden hebben om uit te rusten (53,4%), zeker in vergelijking met de 12-13 jarigen (60,5%). Er is weinig verschil tussen de 16-17 jarigen en de jongeren tussen 14 en 15 jaar (59,6%).

Verder geven jongeren zonder handicap statistisch significant vaker aan genoeg mogelijkheden te hebben om uit te rusten (58,5%) dan jongeren met een handicap (44,8%).

De verschillen naar herkomst zijn ook statistisch significant. Jongeren met een Belgische herkomst (59,6%) hebben vaker genoeg mogelijkheden om uit te rusten dan jongeren met een niet-Belgische herkomst (EU: 53,3%; niet-EU: 52,4%). 

Er is geen statistisch significant verschil te vinden tussen jongeren die in een grootstad worden en jongeren die niet in de grootstad wonen. 

Tabel: Sociale verschillen in het al dan niet genoeg mogelijkheden hebben om uit te rusten   (12-17 jaar, in %)
   

Genoeg mogelijkheden om uit te rusten

Niet genoeg mogelijkheden om uit te rusten

Gender
(Cramer's V=0,156; p<0,001)
Man/Jongen (n=1241)

65,4%

34,6%

Vrouw/Meisje (n=1213)

50,1%

49,9%

Non-binair en andere (n=32)

46,9%

53,1%

Leeftijd 
(Cramer's V=0,64; p=0,007)
12-13 jaar (n=651)

60,5%

39,5%

14-15 jaar (n=966)

59,6%

40,4%

16-17 jaar (n=870)

53,4%

46,6%

Handicap
(Cramer's V=0,065; p=0,001)
Geen handicap (n=2343)

58,5%

41,5%

Handicap (n=143)

44,8%

55,2%

Herkomst 
(Cramer's V=0,062; p=0,008)
Belgisch (n=1785)

59,6%

40,4%

Niet-Belgisch EU (n=180)

53,3%

46,7%

Niet-Belgisch niet-EU (n=485)

52,4%

47,6%

Verstedelijking 
(Cramer's V=0,19; p=0,348)
Grootstad (Gent - Antwerpen - Brussel; n=433)

58,1%

41,9%

Vlaanderen - geen grootstad (n=2053)

55,7%

44,3%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

Percentage jongeren dat deelneemt aan het georganiseerde vrijetijdsaanbod

We vroegen aan jongeren tussen 12 en 17 jaar of zij nu, ooit of nooit deelnemer zijn of waren van een vereniging. Meer specifiek werd dit bevraagd voor deelname aan een sportvereniging of sportclub, voor deelname aan een jeugdvereniging (jeugdbeweging, speelpleinwerking en vakantie-initiatieven, jeugdhuis) en deelname aan een culturele vereniging (muziekschool, tekenacademie en hobbyvereniging).  

In 2023 gaven 3 op de 10 jongeren (12-17 jaar) aan nu deelnemer te zijn van een vereniging (71,5%). Wanneer dit per soort vereniging bekeken wordt, blijkt dat iets meer dan de helft van de jongeren nu deelneemt aan een sportvereniging of sportclub (54,6%), dat een op de vier jongeren nu lid is van een jeugdvereniging (26,8%) en dat net geen een op de vijf jongeren nu deelneemt aan een culturele vereniging (17,4%). 

Tabel: Verdeling van jongeren die deelnemen aan georganiseerd vrijetijdsaanbod (12-17 jaar; %)
 

Nooit deelnemer

Ooit deelnemer

Nu deelnemer

Deelname aan een vereniging (algemeen) (N=2484)

10,2%

18,3%

71,5%

Deelname aan een sportvereniging of sportclub (N=2484)

23,7%

21,7%

54,6%

Deelname aan een jeugdvereniging 
(N=2484)

46,5%

26,7%

26,8%

Deelname aan een culturele vereniging (N=2484)

62,4%

20,2%

17,4%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

 

Wat betreft het deelnemen aan een vereniging in het algemeen blijkt dat jongeren statistisch significant van elkaar verschillen naargelang leeftijd en herkomst. Zo blijkt dat jongeren van 12-13 jaar het vaakst deelnemen aan een vereniging, gevolgd door jongeren van 16-17 jaar en jongeren van 13-15 jaar (respectievelijk 77,0%, 71,3% en 68,0%). Jongeren met een Belgische herkomst geven daarnaast statistisch significant vaker aan deelnemer te zijn dan jongeren met een niet-Belgische herkomst. Jongeren met een Belgische herkomst zijn dan ook het vaakst op dit moment deelnemer van een vereniging (76,6%), gevolgd door jongeren met een niet-Belgische herkomst binnen de EU (69,3%) en jongeren met een niet-Belgische herkomst buiten de EU (53,9%). De verschillen naargelang gender, handicap en verstedelijking zijn niet statistisch significant.

Tabel: Sociale verschillen in het deelnemen aan een vereniging (algemeen) (12-17 jaar; in %)
   

Nu deelnemer

Nu geen deelnemer

Gender                          
(Cramer’s V=0,013; p=0,812)
Man/Jongen (n=1244)

71,7%

28,3%

Vrouw/Meisje (n=1207)

71,3%

28,7%

Non-binair en andere (n=33)

66,7%

33,3%

Leeftijd
(Cramer’s V=0,079; p<0,001)
12-13 jaar (n=644)

77,0%

23,0%

14-15 jaar (n=962)

68,0%

32,0%

16-17 jaar (n=878)

71,3%

28,7%

Handicap                    
(Cramer’s V=0,009; p=0,658)
Geen handicap (n=2339)

71,6%

28,4%

Handicap (n=146)

69,9%

30,1%

Herkomst 
(Cramer’s V=0,199; p<0,001)
Belgisch (n=1784)

76,6%

23,4%

Niet-Belgisch EU (n=176)

69,3%

30,7%

Niet Belgisch niet-EU (n=484)

53,9%

46,1%

Verstedelijking        
(Cramer’s V=0,009; p=0,654)
Vlaanderen - geen grootstad (n=2049)

71,6%

28,4%

Grootstad (Gent - Antwerpen - Brussel; n=435)

70,6%

29,4%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

 

Per soort vereniging wordt gekeken of er verschillen terug te vinden zijn naargelang vijf verschillende demografische factoren (gender, leeftijd, handicap, herkomst en verstedelijking):

Wat betreft de verschillen in deelname aan een sportvereniging of sportclub blijkt dat jongeren hierin statistisch significant van elkaar verschillen naargelang gender, leeftijd en herkomst. Zo zijn jongens statistisch significant vaker deelnemer van een sportvereniging of sportclub (61,4%) dan meisjes (47,8%) en jongeren met een non-binaire of andere genderidentiteit (42,2%). Verder blijkt dat jongeren van 12-13 jaar het vaakst deelnemer zijn van een sportvereniging of -club, namelijk bijna twee derde van de jongeren (60,6%). Voor jongeren van 13-15 jaar en jongeren van 16-17 jaar is telkens ongeveer de helft deelnemer van een sportvereniging of -club (respectievelijk 51,4% en 53,7%). Jongeren met een niet-Belgische herkomst buiten de EU zijn statistisch significant minder lid van een sportvereniging of -club (40,3%) dan jongeren met een Belgische herkomst (58.3%) of niet-Belgische herkomst binnen de EU (55,4%). De verschillen naargelang handicap en verstedelijking zijn niet statistisch significant.

Tabel: Sociale verschillen in het deelnemen aan een sportvereniging of sportclub (12-17 jaar; in %)
   

Nu deelnemer

Nu geen deelnemer

Gender                          
(Cramer’s V=0,138; p<0,001)
Man/Jongen (n=1245)

61,4%

38,6%

Vrouw/Meisje (n=1208)

47,8%

52,2%

Non-binair en andere (n=33)

42,2%

57,6%

Leeftijd
(Cramer’s V=0,074; p<0,001)
12-13 jaar (n=644)

60,6%

39,4%

13-15 jaar (n=962)

51,4%

48,6%

16-17 jaar (n=879)

53,7%

46,3%

Handicap                    
(Cramer’s V=0,019; p=0,334)
Geen handicap (n=2338)

54,8%

45,2%

Handicap (n=146)

50,7%

49,3%

Herkomst 
(Cramer’s V=0,114; p<0,001)
Belgisch (n=1784)

58,4%

41,6%

Niet-Belgisch EU (n=177)

55,4%

44,6%

Niet Belgisch niet-EU (n=484)

40,3%

59,7%

Verstedelijking        
(Cramer’s V=0,016; p=0,440)
Vlaanderen - geen grootstad (n=2049)

54,9%

45,1%

Grootstad (Gent - Antwerpen - Brussel; n=435)

52,9%

47,1%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

 

Verder verschillen jongeren naargelang hun gender en herkomst of ze al dan niet deelnemer zijn van een jeugdvereniging. Zo geven meisjes het vaakst aan deelnemer te zijn (31,6%), gevolgd door jongeren met een non-binaire of ander genderidentiteit (24,2%) en jongens (22,1%). Verder geven ongeveer 3 op de 10 jongeren met een Belgische herkomst aan deel te nemen aan een jeugdvereniging (32,0%) tegenover ongeveer 2 op 10 jongeren met een niet-Belgische herkomst van binnen de EU (19,8%) en ongeveer 1 op 10 jongeren met een niet-Belgische herkomst van buiten de EU (10,3%). De verschillen naargelang leeftijd, handicap en verstedelijking zijn niet statistisch significant.

Tabel: Sociale verschillen in het deelnemen aan een jeugdvereniging  (12-17 jaar; in %)
   

Nu deelnemer

Nu geen deelnemer

Gender                          
(Cramer’s V=0,106; p<0,001)
Man/Jongen (n=1244)

22,1%

77,9%

Vrouw/Meisje (n=1207)

31,6%

68,4%

Non-binair en andere (n=33)

24,2%

75,8%

Leeftijd
(Cramer’s V=0,024; p=0,493)
12-13 jaar (n=645)

28,2%

71,8%

13-15 jaar (n=962)

25,6%

74,4%

16-17 jaar (n=878)

27,0%

73,0%

Handicap                    
(Cramer’s V=0,011; p=0,586)
Geen handicap (n=2339)

26,9%

73,1%

Handicap (n=145)

24,8%

75,2%

Herkomst
(Cramer’s V=0,198; p<0,001)
Belgisch (n=1785)

32,0%

68,0%

Niet-Belgisch EU (n=177)

19,8%

80,2%

Niet Belgisch niet-EU (n=484)

10,3%

89,7%

Verstedelijking        
(Cramer’s V=0,003; p=0,862)
Vlaanderen - geen grootstad (n=2049)

26,8%

73,2%

Grootstad (Gent - Antwerpen - Brussel; n=435)

26,4%

73,6%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)

 

Ten laatste zijn de verschillen in deelname aan een culturele vereniging statistisch significant naargelang gender, leeftijd, handicap en herkomst van de jongeren. Zo geven meisjes het vaakst aan deelnemer te zijn van een culturele vereniging (22,8%), gevolgd door jongeren met een non-binaire of andere genderidentiteit (21,2%) en jongens (12,0%). Ook binnen een culturele vereniging zijn de jongeren van 12-13 jaar het vaakst deelnemer (23,9%). Gevolgd door jongeren van 13-15 jaar (17,2%) en jongeren van 16-17 jaar (12,9%). Daarnaast zijn jongeren met een handicap statistisch significant vaker deelnemer van een culturele vereniging (26,0%) dan zij zonder handicap (16,8%). Verder neemt ongeveer 1 op 10 jongeren met een niet-Belgische herkomst van buiten de EU deel aan een culturele vereniging (9,7%), tegenover telkens ongeveer 2 op de 10 jongeren van niet-Belgische herkomst van binnen de EU (18,6%) en jongeren met Belgische herkomst (19,6%). De verschillen naargelang verstedelijking zijn niet statistisch significant.

Tabel: Sociale verschillen in het deelnemen aan een culturele vereniging (12-17 jaar; in %)
   

Nu deelnemer

Nu geen deelnemer

Gender                          
(Cramer’s V=0,143; p<0,001)
Man/Jongen (n=1244)

12,0%

88,0%

Vrouw/Meisje (n=1208)

22,8%

77,2%

Non-binair en andere (n=33)

21,2%

78,8%

Leeftijd
(Cramer’s V=0,112; p<0,001)
12-13 jaar (n=645)

23,9%

76,1%

13-15 jaar (n=961)

17,2%

82,8%

16-17 jaar (n=867)

12,9%

87,1%

Handicap                    
(Cramer’s V=0,057; p=0,005)
Geen handicap (n=2339)

16,8%

83,2%

Handicap (n=146)

26,0%

74,0%

Herkomst
(Cramer’s V=0,102; p<0,001)
Belgisch (n=1785)

19,6%

80,4%

Niet-Belgisch EU (n=177)

18,6%

81,4%

Niet Belgisch niet-EU (n=484)

9,7%

90,3%

Verstedelijking        
(Cramer’s V=0,009; p=0,638)
Vlaanderen - geen grootstad (n=2050)

17,2%

82,8%

Grootstad (Gent - Antwerpen - Brussel; n=435)

18,2%

81,8%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)