Gedaan met laden. U bevindt zich op: VN-verdrag voor de rechten van personen met een handicap Algemeen bestuur, dienstverlening en communicatie

VN-verdrag voor de rechten van personen met een handicap

België bekrachtigde het verdrag van de Verenigde Naties voor de rechten van personen met een handicap op 2 juli 2009.

Het VN-verdrag vraagt inspanningen om de inclusie, participatie en zelfstandigheid van personen met een handicap maximaal te ondersteunen en te bevorderen. Toegankelijkheid is daarvoor een fundamentele voorwaarde. 

Artikel 9 Toegankelijkheid

Artikel 9 rond toegankelijkheid vraagt aan de landen die het verdrag bekrachtigden om mensen met een handicap in staat te stellen om zelfstandig te leven en ten volle aan het leven deel te nemen. 

Dat houdt in dat een land maatregelen moet nemen zodat iemand met een handicap net zoals anderen toegang heeft tot de leefomgeving, vervoer, informatie en communicatie en andere dienstverlening en voorzieningen. 

Maatregelen zijn nodig voor de toegankelijkheid van: 

  • gebouwen, wegen, vervoer en andere voorzieningen in gebouwen en daarbuiten, met inbegrip van scholen, huisvesting, medische voorzieningen en werkplekken; 

  • informatie, communicatie en andere diensten, met inbegrip van elektronische diensten en nooddiensten.

Landen moeten nagaan welke drempels daarvoor nog bestaan en die aanpakken.

Voor België volgt het interfederaal gelijkekansencentrum Unia(opent in nieuw venster) als onafhankelijke expert de uitvoering van het verdrag op. Voor Vlaamse materies is het Vlaams Mensenrechteninstituut VMRI (opent in nieuw venster)hiertoe bevoegd.

Enkele domein-specifieke artikels:

Artikel 19 Zelfstandig wonen en deel uitmaken van de maatschappij

Artikel 19 vraagt aan de landen die het verdrag bekrachtigden om het mensen met een handicap makkelijker te maken om het recht op wonen ten volle en op een gelijkwaardige manier te kunnen uitoefenen.

  • Dat ze het recht hebben om te kiezen waar, hoe en met wie ze wonen. Dus niet alleen maar binnen specifieke woonvoorzieningen en leefregelingen.
  • Dat er diensten beschikbaar moeten zijn om ten volle in de samenleving te kunnen meedoen, bijvoorbeeld diensten aan huis, in woonvoorzieningen of andere soorten ondersteuning, zoals persoonlijke assistentie.
  • Dat ze gelijkwaardig sociale diensten en voorzieningen moeten kunnen gebruiken. Net zoals iedereen. En dat die diensten en voorzieningen aangepast moeten zijn aan wat ze nodig hebben.

Artikel 20 Persoonlijke mobiliteit

Artikel 20 vraagt aan de landen die het verdrag bekrachtigden om de nodige maatregelen te nemen die de persoonlijke mobiliteit van mensen met een handicap bevorderen en waarborgen.

  • Dat er een gelijkwaardig aanbod van mobiliteit is aan een betaalbare prijs.
  • Dat de toegang tot hulpmiddelen eenvoudiger wordt, bijvoorbeeld door ze ter beschikking stellen aan een betaalbare prijs.
  • Dat er trainingen in mobiliteitsvaardigheden worden aangeboden.
  • Dat producenten van mobiliteitshulpmiddelen, apparaten en ondersteunende technologieën rekening houden met alle aspecten van mobiliteit voor mensen met een handicap.

Artikel 24 Onderwijs

Artikel 24 vraagt aan de landen die het verdrag bekrachtigden om een inclusief onderwijs op alle niveaus en voorzieningen voor een leven lang leren te waarborgen.

Dit houdt in dat landen redelijke aanpassingen moeten doen en doeltreffende maatregelen moeten nemen opdat mensen met een handicap toegang krijgen tot het alle vormen van onderwijs en er ook effectief aan kunnen deelnemen, zonder discriminatie en gelijk aan anderen.

Artikel 27 Werk en gelegenheid

Artikel 27 vraagt aan de landen die het verdrag bekrachtigden om de uitoefening van het recht op werk voor mensen met een handicap te waarborgen en te bevorderen door het nemen van passende maatregelen.

  • Om discriminatie te verbieden;
  • Om gunstige arbeidsomstandigheden op voet van gelijkheid met anderen, waaronder gelijke kansen en beloning, te beschermen;
  • Om kans op werk en carrièremogelijkheden te bevorderen;
  • Om te werken als zelfstandige of te ondernemen te bevorderen;
  • Om redelijke aanpassingen op de werkplek te waarborgen.

Artikel 29 Participatie in het politieke en openbare leven

Artikel 29 vraagt aan de landen die het verdrag bekrachtigden om de politieke rechten en de mogelijkheid om deze op voet van gelijkheid met anderen te kunnen uitoefenen te garanderen.

Mensen met een handicap moeten daadwerkelijk en ten volle kunnen deelnemen in het politieke en openbare leven hetzij door zelf deel te nemen, hetzij via vrij gekozen vertegenwoordigers. Daarom moeten verkiezingen en referenda toegankelijk zijn.

Landen moeten de deelname van mensen met een handicap in openbare functies en in publieke aangelegenheden, zonder discriminatie en op voet van gelijkheid met anderen, actief bevorderen.

Artikel 30 Deelname aan het culturele leven, recreatie, vrijetijdsbesteding en sport

Artikel 30 vraagt aan de landen die het verdrag bekrachtigden om het recht van mensen met een handicap om deel te nemen aan het culturele leven te erkennen en om passende maatregelen te nemen om dit te waarborgen.

  • Om toegang te hebben tot cultuur, televisieprogramma’s, films, theater en andere culturele activiteiten en toegang tot plaatsen voor deze culturele activiteiten;
  • Om eigen creatieve, artistieke en intellectuele mogelijkheden te ontwikkelen en te gebruiken;
  • Om discriminatie te voorkomen.

Landen moeten ook de drempels wegnemen om mensen, inclusief kinderen, met een handicap toe te laten, op een gelijkwaardige manier, deel te nemen aan recreatie, vrijetijdsbesteding en sportactiviteiten.

  • Om deel te nemen aan algemene sportactiviteiten op alle niveaus en om ze mee te kunnen organiseren;
  • Om handicapspecifieke sport- en recreatieactiviteiten te organiseren, ontwikkelen en er aan deel te nemen;
  • Om toegang te hebben tot sportieve, recreatieve en toeristische locaties.