Gedaan met laden. U bevindt zich op: daarvoor / daar voor Taaladviezen

daarvoor / daar voor

We schrijven daarvoor aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord.

  • Hij stond daarvoor toen het gebeurde. (= hij stond voor iets, bijvoorbeeld voor dat schommelpaard)
  • Kun jij daarvoor zorgen? (= kun jij voor iets zorgen, bijvoorbeeld voor de drank)
  • Hij komt daarvoor in aanmerking. (= hij komt in aanmerking voor iets, bijvoorbeeld voor de beurs)

In andere gevallen schrijven we daar voor in twee woorden. Daar kan dan vervangen worden door ‘op die plaats'.

  • Wat sta je daar voor de spiegel te doen? (voor hoort bij de spiegel)
  • Hij moest daar voor de rechter verschijnen. (voor hoort bij de rechter)
  • Kijk even daar voor de zekerheid. (voor hoort bij de zekerheid)
  • Vijf dichters zullen daar voordragen uit eigen werk. (voor en dragen vormen samen het werkwoord voordragen)

De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord daarvoor zijn ook van elkaar gescheiden als er tussen daar en voor een ander zinsdeel staat. Meestal is zowel de volgorde met de gesplitste vorm als die met de ongesplitste vorm mogelijk.

  • Kun jij daar tegen morgen voor / tegen morgen daarvoor zorgen?