Gedaan met laden. U bevindt zich op: dat / of / of dat Taaladviezen

dat / of / of dat

De voegwoorden dat en of kunnen allebei een bijzin inleiden, maar er is een betekenisverschil. Met dat wordt de informatie in de bijzin als een feit gepresenteerd, met of wordt aangegeven dat de informatie in de bijzin nog onzeker is.

  • Hij zei dat ze blij was. (zeker)
  • Hij vroeg of ze blij was. (onzeker)
  • Ik zag dat hij er was. (zeker)
  • Ik zal even kijken of hij er is. (onzeker)

Sommige werkwoorden of werkwoordelijke uitdrukkingen kunnen zowel met dat als met of gecombineerd worden. Ook dan geldt het verschil in betekenis. Als de inhoud van de bijzin onzeker is, kan in sommige zinnen in plaats van of ook als gebruikt worden.

  • Ik wist niet dat hij thuis was. (= Hij was thuis, maar ik wist het niet.)
  • Ik wist niet of hij thuis was. (= Was hij thuis of niet? Ik wist het niet.)
  • Het maakt hem niets uit dat je arm bent. (= Je bent arm, maar dat maakt hem niets uit.)
  • Het maakt hem niets uit of / als je arm bent. (= Ben je arm of rijk? Het maakt hem niets uit.)

Soms worden de voegwoorden of en dat samen gebruikt om een bijzin in te leiden, bijvoorbeeld Hij vroeg of dat ze blij was. Die combinatie komt vooral voor in gesproken taal en behoort niet tot de standaardtaal.

  • Hij vroeg of ze blij was.
  • Ik zal even kijken of hij er is.
  • Ik wist niet of hij thuis was.

Het gebruik van of dat behoort wel tot de standaardtaal in een nevenschikking van twee bijzinnen die normaal gezien door of worden ingeleid. Van de tweede of-zin wordt doorgaans een dat-zin gemaakt om de opeenvolging van twee keer of te vermijden.

  • Ik wist niet of hij thuis was of dat hij naar zijn werk was.