In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na de woorden dezelfde en hetzelfde + als de vorm jij te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist. U kunt die vorm vinden door de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm. Bijvoorbeeld: Chris heeft dezelfde naaimachine als jij (hebt), en niet Chris heeft dezelfde naaimachine als jou* (hebt).

• Chris heeft dezelfde naaimachine als jij.
• Hij heeft al een smartphone, maar hij wil dezelfde als jij.

In sommige gevallen is zowel jij als jou mogelijk na dezelfde of hetzelfde, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciëren, achten) en in zinnen met een meewerkend voorwerp.

• Hij apprecieert haar op dezelfde manier als jij. (= op dezelfde manier als jij haar apprecieert)
• Hij apprecieert haar op dezelfde manier als jou. (= op dezelfde manier als hij jou apprecieert)
• Zij gaf mij dezelfde raad als jij. (= dezelfde als jij aan mij gaf)
• Ze gaf mij dezelfde raad als jou. (= dezelfde als ze aan jou gaf)