De werkwoordsvormen erkend en erkent worden weleens met elkaar verward. Dat komt doordat ze dezelfde uitspraak hebben.
- jij erkent, u erkent, hij erkent, zij erkent
bij inversie: erkent u, erkent hij, erkent zij - voltooid deelwoord: ik heb erkend
- als bijvoeglijk naamwoord: een erkend diploma
Er is een eenvoudig trucje om te achterhalen of u de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd met -t of -d moet schrijven: vergelijk het werkwoord waarover u twijfelt met een werkwoord waarover u niet twijfelt – bijvoorbeeld goedkeuren – en spel het op dezelfde manier.
- hij erkent, met stam + -t zoals in hij keurt goed
- erkent u, met stam + -t zoals in keurt u goed
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -d of -t moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
- ik heb erkend, met een -d zoals in (ik) erkende
Om te achterhalen of u wel degelijk met een voltooid deelwoord te maken hebt, kunt u het werkwoord vervangen door een werkwoord dat in het voltooid deelwoord ge- toegevoegd krijgt en niet al ge- heeft in de infinitief, zoals goedkeuren. Bij zulke werkwoorden is er geen verwarring mogelijk tussen het voltooid deelwoord en een andere vorm.
- ze hebben het erkend, vergelijkbaar met ze hebben het goedgekeurd