Gedaan met laden. U bevindt zich op: ertegenop / ertegen op / er tegenop* / er tegen op* Taaladviezen

ertegenop / ertegen op / er tegenop* / er tegen op*

We schrijven ertegenop aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. De vorm -tegenop gaat terug op de voorzetselcombinatie tegen … op.

  • Hij botste ertegenop. (= hij botste tegen iets op, bijvoorbeeld tegen de muur op)
  • De expeditie liep ertegenop. (= de expeditie liep tegen iets op, bijvoorbeeld tegen de problemen op)

De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord ertegenop zijn van elkaar gescheiden als er tussen er en tegenop een ander zinsdeel staat. De volgorde met de gesplitste vorm is vaak gebruikelijker dan die met de ongesplitste vorm. Soms is de ongesplitste vorm uitgesloten.

  • Hij botste er gisteren tegenop / gisteren ertegenop.

We schrijven ertegen op in twee woorden als op deel uitmaakt van een afzonderlijk zinsdeel. Ertegen is dan een voornaamwoordelijk bijwoord dat we kunnen vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel tegen en een naamwoord. Dat is onder andere het geval bij samengestelde werkwoorden als opkijken (tegen iets of iemand), opkomen (tegen iets), opzien (tegen iets of iemand) en in de combinatie op kunnen (tegen iets).

  • De leerlingen hebben ertegen opgekeken. (= de leerlingen hebben opgekeken tegen iets, bijvoorbeeld tegen de opdracht)
  • De wijkvereniging kwam ertegen op. (= de wijkvereniging kwam op tegen iets, bijvoorbeeld tegen de aanleg van een nieuwe weg)
  • We zagen ertegen op. (= we zagen op tegen iets, bijvoorbeeld tegen het vele werk)
  • Hij kon ertegen op. (= hij kon op tegen iets, bijvoorbeeld tegen de vele tegenslagen)
  • Ik hoop dat we ertegen op kunnen. (= dat we tegen iemand op kunnen, bijvoorbeeld tegen de tegenstanders)
  • Dat boek handelt over de gevolgen van de klimaatsverandering en de strijd ertegen op de voedselproductie in het Zuiden. (= de strijd tegen de klimaatsverandering; op hoort bij de voedselproductie in het Zuiden)

De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord ertegen zijn van elkaar gescheiden als er tussen er en tegen een ander zinsdeel staat. De volgorde met de gesplitste vorm is vaak gebruikelijker dan die met de ongesplitste vorm. Soms is de ongesplitste vorm uitgesloten.

  • De wijkvereniging kwam er onmiddellijk tegen op / onmiddellijk ertegen op.
  • We zagen er enorm tegen op / enorm ertegen op.

De spellingen er tegenop* , in twee opeenvolgende woorden, en er tegen op*, in drie opeenvolgende woorden, zijn in geen enkel geval correct.