In de betekenis ‘trots op wat men bezit of heeft bereikt' is fier standaardtaal in België. Trots is in die betekenis standaardtaal in het hele taalgebied.
- De Belgen zijn fier / trots op hun bier.
- Mijn zoontje is fier / trots dat hij naar school mag gaan.
- Ik ben een fiere / trotse mama.
In de betekenis ‘zichtbaar een sterk zelfbewustzijn en eergevoel hebbend' en ‘statig' zijn fier en trots allebei standaardtaal in het hele taalgebied.
- Ze stapt fier / trots haar nieuwe kantoor binnen.
- De fiere / trotse vorstin begaf zich op weg naar haar paleis.