Gedaan met laden. U bevindt zich op: gelijkvormigheid (taalkundige term) Taaladviezen

gelijkvormigheid (taalkundige term)

synoniem = vormovereenkomst, analogie

Gelijkvormigheid is een van de drie basisprincipes van de Nederlandse spelling. Het gelijkvormigheidsprincipe houdt in dat een woord of een deel van een woord zo veel mogelijk op dezelfde manier wordt gespeld, ongeacht de eventuele verschillen die er in de uitspraak zijn. We schrijven bijvoorbeeld de medeklinkers /b/, /d/ en /g/ in overeenkomstige vormen altijd als b, d en g, ook als die als /p/, /t/ en /ch/ uitgesproken worden.

  • niet bloet maar bloed (zoals bloeden)
  • niet hep maar heb (zoals hebben)
  • niet krijch maar krijg (zoals krijgen)
  • niet de louchste speler, maar de loucheste speler (zoals louche: louche + -ste)

Uit het gelijkvormigheidsprincipe volgt dat woorden die op een vergelijkbare manier gevormd zijn, op een overeenkomstige manier gespeld worden. Dat principe wordt soms apart benoemd als het analogieprincipe.

  • breedte (zoals diepte)
  • fietsster (zoals arbeidster)
  • hij wordt (zoals hij werkt)
  • leidraad (zoals leiband)
  • rijdier (zoals rijbewijs)
  • slaapplek (zoals slaapzak en werkplek)
  • twee bordeauxs (zoals cadeaus)
  • adellijk (zoals ruiterlijk)

Er zijn gevallen waarin afgeweken wordt van het gelijkvormigheidsprincipe. We schrijven bijvoorbeeld de medeklinkers /v/ en /z/ in overeenkomstige vormen niet als v en z als ze aan het eind van een woord, lettergreep of stam van een werkwoord staan. We voegen aan de stam van een werkwoord ook geen medeklinker -t toe als de stam zelf al op een -t eindigt.

  • niet raav maar raaf (dus niet zoals raven)
  • niet ik zeev maar ik zeef (dus niet zoals zeven)
  • niet rooz maar roos (dus niet zoals rozen)
  • niet ik blooz maar ik bloos (dus niet zoals blozen)
  • niet hij weett maar hij weet (dus niet zoals hij werkt)