Gedaan met laden. U bevindt zich op: gemakkelijk / makkelijk Taaladviezen

gemakkelijk / makkelijk

Gemakkelijk en makkelijk zijn allebei correct, zowel in gesproken taal als in geschreven taal. Voor sommige taalgebruikers is gemakkelijk de neutrale vorm en is makkelijk wat informeler, voor andere taalgebruikers is makkelijk juist de neutrale vorm en is gemakkelijk wat formeler. Als bijvoeglijke naamwoorden hebben gemakkelijk en makkelijk de betekenissen ‘geen moeite of inspanning vereisend', ‘niet moeilijk, ‘licht', ‘comfortabel' en ‘zich gewillig schikkend'.

  • Dat was een gemakkelijk / makkelijk proefwerk.
  • Die stofzuiger is gemakkelijk / makkelijk in gebruik.
  • Jane heeft een gemakkelijk / makkelijk en lui leventje.
  • Hij is niet gemakkelijk / makkelijk.

Als bijwoord hebben gemakkelijk en makkelijk de betekenis ‘zeer wel, best, zonder veel inspanning'.

  • Er kunnen gemakkelijk / makkelijk nog vijf mensen in de bus.
  • Het kan gemakkelijk / makkelijk zo zijn.