Als het soort of het type gevolgd wordt door een meervoudig zelfstandig naamwoord, is zowel dat als die correct. Dat verwijst naar het soort / type en die naar het meervoudige zelfstandig naamwoord. Het soort / type … dat is het gebruikelijkst.

• Het soort huisjesmelkers dat / die je geen enkele huurder toewenst.
• Het type mannen dat / die je liever niet tegenkomt in een donkere steeg.

Als het betrekkelijk voornaamwoord dat of die de functie van onderwerp heeft in de betrekkelijke bijzin, volgt na dat een enkelvoudige persoonsvorm in die bijzin en na die een meervoudige persoonsvorm. Het soort / type … dat + enkelvoudige persoonsvorm is het gebruikelijkst.

• Het soort / type mannen dat op topjobs terechtkomt.
• Het soort / type mannen die op topjobs terechtkomen.

In zinnen waar een combinatie als het soort / type mensen + betrekkelijke bijzin het onderwerp van de hoofdzin is, is een enkelvoudige persoonsvorm in de hoofdzin het gebruikelijkst, maar ook een meervoudige persoonsvorm is correct.

• Het soort / type problemen dat Casper heeft, lijkt mij ingrijpend.
• Het soort / type problemen die Casper heeft, lijkt mij ingrijpend.
• Het soort / type problemen die Casper heeft, lijken mij ingrijpend.

Ook als het betrekkelijk voornaamwoord zelf onderwerp van de bijzin is, komt in de praktijk wel variatie voor. De constructie zoals in de eerste zin hieronder is het gebruikelijkst.

• Het type mannen dat hier komt, ligt mij niet.
• Het type mannen die hier komen, ligt mij niet.
• Het type mannen die hier komen, liggen mij niet.