Gedaan met laden. U bevindt zich op: hij / hem Taaladviezen

hij / hem

Hij is de onderwerpsvorm van de derde persoon enkelvoud. Die wordt gebruikt als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult. Hem is de voorwerpsvorm. Die vorm wordt bijvoorbeeld gebruikt als het voornaamwoord de functie van lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervult of na een voorzetsel staat.

  • Hij heeft stijl. (onderwerp)
  • Ik zoek hem. (lijdend voorwerp)
  • Ik geef hem een cadeau. (meewerkend voorwerp)
  • Ik doe het voor hem. (na een voorzetsel)

Twijfel tussen hij en hem is mogelijk na dan, als en zoals. In de meeste van die gevallen is het aan te bevelen om de vorm hij te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist.

  • Jij bent jonger dan hij. (= dan hij is)
  • Wij hebben een andere auto dan hij.
  • Stijn is net zo belangrijk als hij.
  • Koen verdient evenveel als hij.
  • Hij denkt hetzelfde als hij.
  • Ze zingt niet zoals hij.
  • We zijn al jaren op zoek naar een acteur zoals hij. (= een acteur zoals hij er een is)

In sommige gevallen is zowel hij als hem mogelijk na dan, als of zoals, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is hij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is hem correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciƫren, achten).

  • Ik apprecieer jou meer dan hij. (= meer dan hij jou apprecieert)
  • Ik apprecieer jou meer dan hem. (= meer dan ik hem apprecieer)

Twijfel tussen hij en hem is ook mogelijk na behalve. Behalve hij is correct als er een band is met het onderwerp van de zin. Behalve hem is correct als er een band is met een ander zinsdeel dan het onderwerp.

  • Niemand weet dit, behalve hij. (niemand = onderwerp)
  • Ik had de hele groep uitgenodigd, behalve hem. (de hele groep = lijdend voorwerp)
  • Ik gaf iedereen goede raad, behalve hem. (iedereen = meewerkend voorwerp)

Twijfel is ten slotte ook mogelijk in zinnen met een meewerkend voorwerp dat als onderwerp kan worden aangevoeld, zoals passieve zinnen met het werkwoord vragen. In zulke zinnen zijn er vaak twee grammaticale analyses mogelijk, waardoor beide vormen te verdedigen zijn.

  • Hem werd gevraagd om in de volgende Bondfilm te spelen. (hem = meewerkend voorwerp; om-zin = onderwerp)
  • Hij werd gevraagd om in de volgende Bondfilm te spelen. (hij = onderwerp; om-zin = lijdend voorwerp)