Gedaan met laden. U bevindt zich op: ontlening (taalkundige term) Taaladviezen

ontlening (taalkundige term)

Ontleningen zijn woorden en constructies die aan een andere taal zijn ontleend. De term ontlening is op zich een neutrale aanduiding. De uitheemse oorsprong van een woord hoeft niet per se een afkeuring in te houden; veel leenwoorden zijn zonder meer in het Nederlands aanvaard.

De term ontlening slaat in algemenere zin ook op het proces van overneming van woorden en constructies uit een andere taal. Bij dat proces kunnen woorden direct of indirect uit een andere taal overgenomen worden. Bij directe ontlening gaat het om vreemde woorden en bastaardwoorden.

Vreemde woorden zijn ontleningen die niet of vrijwel niet aan het Nederlands zijn aangepast qua uitspraak, spelling en woordvorming. Voorbeelden zijn meeting, e-mail, punaise, parterre, sowieso en überhaupt. Bastaardwoorden zijn leenwoorden waarbij de oorspronkelijke vorm aan de spelling, uitspraak of woordvorming van het Nederlands is aangepast. Voorbeelden zijn biefstuk, deleten, commercie, solden, begeestering en middels.

Bij indirecte ontlening gaat het om woorden die naar het voorbeeld van een andere taal zijn gevormd of gebruikt. Het gaat dan om leenvertalingen en betekenisontleningen.

Leenvertalingen zijn letterlijke vertalingen waarbij de structuur van een woord of woordcombinatie uit een andere taal helemaal of grotendeels behouden blijft. Voorbeelden zijn microgolf (microwave), vroeger of later (sooner or later), eindereeks (fin de série), op zijn honger blijven (rester sur sa faim), dagdagelijks (tagtäglich) en negentiger jaren (neunziger Jahre). Bij betekenisontlening worden de betekenissen van een in het Nederlands al bestaand woord uitgebreid met een betekenis die uit een andere taal is overgenomen. Voorbeelden zijn globaal in de betekenis ‘wereldwijd' (uit het Engels), quasi in de betekenis ‘bijna, vrijwel' (uit het Frans) en doorvoeren in de betekenis ‘ten uitvoer brengen, doorgaan met' (uit het Duits).