Gedaan met laden. U bevindt zich op: Verleden tijd, onvoltooid verleden tijd, o.v.t. (gebruik) Taaladviezen

Verleden tijd, onvoltooid verleden tijd, o.v.t. (gebruik)

De onvoltooid verleden tijd wordt vaak gebruikt om een situatie te beschrijven die zich vóór het moment van spreken of schrijven heeft afgespeeld. Het kan gaan om een eenmalige handeling of om een langere of kortere tijd durende situatie.

  • An werkte gisteren in Brussel.
  • Als kind woonde ik in Maaseik. Daar ging ik naar school en zat ik op volleybal.

De onvoltooid verleden tijd kan ook worden gebruikt bij een vaak terugkerende handeling of een algemeen geldende (in theorie oneindige) situatie die in het verleden van toepassing is geweest, maar inmiddels niet meer.

  • In die tijd jogde ik nog.
  • Vroeger waren de mensen geloviger dan nu.
  • In mijn jeugd bestonden er nog geen huiscomputers.

De verleden tijd kan ook uitdrukken dat de beschreven handeling of situatie op het spreekmoment niet tot de realiteit behoort, en vaak dat iemand graag zou willen dat het anders was.

  • Was het al maar weer lente!
  • Als ik veel geld had, kocht ik een huis in Frankrijk.

De niet-werkelijkheid in zinnen die met als beginnen, kan vaak ook met het hulpwerkwoord zou(den) worden uitgedrukt.

  • Als ik veel geld had, zou ik een huis in Frankrijk kopen.
  • Als ik veel geld zou hebben, kocht ik een huis in Frankrijk.
  • Als ik veel geld zou hebben, zou ik een huis in Frankrijk kopen.

In bepaalde situaties komt de verleden tijd wat voorzichtiger over dan de soms nogal stellige, directe of dwingende tegenwoordige tijd.

  • Ik wou graag dat je met me meeging. / Ik wil graag dat je met me meegaat.
  • We moesten maar eens opstappen. / We moeten maar eens opstappen.
  • Hoe was uw naam ook alweer? / Hoe is uw naam ook alweer?