Gedaan met laden. U bevindt zich op: paardrijden (vervoegen) Taaladviezen

paardrijden (vervoegen)

Vervoeging:

  • ik rij / ik rijd paard, jij rijdt paard, rij jij / rijd jij paard, wij rijden paard
  • ... dat ik paardrij / paardrijd, jij paardrijdt, wij paardrijden
  • ik reed paard, wij reden paard
  • ... dat ik paardreed, wij paardreden
  • ik heb paardgereden

Paardrijden is een scheidbaar samengesteld werkwoord. Bij scheidbaar samengestelde werkwoorden kan het eerste deel (paard) loskomen van het tweede deel (rijden). Als een scheidbaar samengesteld werkwoord in een beknopte bijzin met 'om te + infinitief' gebruikt wordt, staat te tussen de twee delen van het werkwoord.

  • Hij vindt het leuk om paard te rijden.