Gedaan met laden. U bevindt zich op: rijden (vervoegen) Taaladviezen

rijden (vervoegen)

Vervoeging:

  • ik rij / ik rijd, jij rijdt, hij rijdt, wij rijden
    bij inversie: rij ik / rijd ik, rijdt je broer, rijdt hij
    bij inversie met je/jij als onderwerp: rij je / rijd je met ons mee, hoe rij jij / rijd jij
  • gebiedende wijs: rij / rijd voorzichtig naar beneden!
  • ik reed, jij reed, hij reed, wij reden
  • ik heb gereden

Waar twee vormen mogelijk zijn, is zowel in gesproken als in geschreven taal de vorm zonder d het gewoonst. De vorm met -d komt vooral voor in formelere geschreven taal.