Vervoeging:
- ik rij / ik rijd, jij rijdt, hij rijdt, wij rijden
bij inversie: rij ik / rijd ik, rijdt je broer, rijdt hij
bij inversie met je/jij als onderwerp: rij je / rijd je met ons mee, hoe rij jij / rijd jij - gebiedende wijs: rij / rijd voorzichtig naar beneden!
- ik reed, jij reed, hij reed, wij reden
- ik heb gereden
Waar twee vormen mogelijk zijn, is zowel in gesproken als in geschreven taal de vorm zonder d het gewoonst. De vorm met -d komt vooral voor in formelere geschreven taal.