Gedaan met laden. U bevindt zich op: Schrijven en spreken - Weet wie uw doelgroep is Doel, doelgroep en medium

Schrijven en spreken - Weet wie uw doelgroep is

Als u communiceert, moet u altijd rekening houden met uw toehoorder, gesprekspartner of lezer. Hoe beter u zich in uw doelgroep inleeft, hoe beter u uw boodschap erop kunt afstemmen. Daarom is het goed om er zo veel mogelijk over aan de weet te komen.

Uw doelgroep kan uit een of meer personen bestaan. Bij meer dan één persoon kan uw doelgroep heel uiteenlopend zijn. Dat maakt het uiteraard moeilijker om iedereen te bereiken, maar ook dan kunt u ervoor zorgen dat er voor elk wat wils is. Wie bijvoorbeeld een buurtkrantje samenstelt, kan het best naar heel wat verschillende onderwerpen op zoek gaan. Zo vindt iedereen wel iets van zijn gading.

Stel, een verpleegkundige stapt ‘s ochtends een bejaardenflat binnen en zegt iets goedbedoelds als: En, hoe voelen we ons vandaag? Een nog krasse bejaarde ervaart die opmerking mogelijk als kleinerend, omdat de verpleegkundige hem naar zijn mening aanspreekt alsof hij een kind is. De kans is groot dat hij de verpleegkundige iets kribbigs toebijt. Als die een andere binnenkomer had gebruikt – En, hoe voelt u zich vandaag? – zou die vast wel in goede aarde zijn gevallen.

Mensen merken vlug of u hen naar waarde schat en in hun waarde laat. Dat beïnvloedt hun welwillendheid tegenover u en uw boodschap. Als uw toehoorders, gesprekspartners of lezers zich gewaardeerd voelen, zullen ze meer aandacht besteden aan uw boodschap, waardoor die beter overkomt.

Als u een idee hebt gekregen van de kenmerken van uw toehoorder, gesprekspartner of lezer, is het ook belangrijk na te gaan welke doelen die heeft. U hebt zelf een doel voor ogen met uw boodschap – informeren, instrueren, overtuigen, motiveren of emotioneel beïnvloeden – maar doorgaans wordt uw boodschap ook met een bepaald doel gelezen of aangehoord. Of niet, natuurlijk. Vaak zal uw doelgroep meer dan één doel hebben, maar meestal is er één hoofddoel: informatie krijgen, vaardigheden verwerven, een standpunt bepalen, een beslissing nemen of emotioneel beïnvloed worden.

De volgende vragen helpen u om te weten te komen wat de kenmerken en de doelen van uw doelgroep zijn.

Hoe groot is uw doelgroep?

De grootte van uw doelgroep heeft een sterke invloed op uw manier van communiceren. Als u bijvoorbeeld voor honderd mensen een mondelinge presentatie houdt, zal de communicatie meer eenrichtingsverkeer zijn dan wanneer u met iemand een persoonlijk gesprek hebt en vlot op reacties en vragen kunt inspelen.

Wat is uw relatie met uw doelgroep?

De relatie tussen u en uw doelgroep is van invloed op de communicatie, en omgekeerd. Staat u op goede voet met uw doelgroep, of hebt u een verstoorde relatie? Hebt u te maken met bekenden of met onbekenden? Is er sprake van een hiërarchisch verschil, van afhankelijkheid of van gelijkwaardigheid? Zulke factoren hebben invloed op de rol die u kiest als u met uw doelgroep communiceert. Als u instrueert, kunt u bijvoorbeeld de rol kiezen van minzame leraar, autoritaire drilmeester of hulpvaardige assistent. Die keuze wordt onder andere bepaald door uw persoonlijke smaak en door uw verwachtingen over welke rol het best zal werken of het minst ergernis zal oproepen.

Hoe gemotiveerd is uw doelgroep?

Een gemotiveerde doelgroep staat meer open voor uw boodschap dan een gefrustreerde, boze, trieste of vermoeide doelgroep. Als u aan het eind van een studiedag de laatste in een lange rij lezingen moet geven, zult u bijvoorbeeld verrassender uit de hoek moeten komen om bij uw publiek toch nog interesse op te wekken.

Welke politieke, sociale, culturele, religieuze achtergrond heeft uw doelgroep?

Mensen met bijvoorbeeld een andere culturele achtergrond communiceren soms ook op een andere manier. Als u een groepje Chinese restauranthouders toespreekt, kunt u bijvoorbeeld beter voorzichtig zijn met grapjes over bejaarden: in de Chinese cultuur heeft het respect voor oude mensen een groter gewicht dan in het Westen.

Met welk gender identificeert uw doelgroep zich?

Uw doelgroep kan bestaan uit mannen, vrouwen en non-binaire personen. In een boodschap voor een gemengde doelgroep is het verstandig om genderinclusief te zijn. Een brief aan een gemengde doelgroep kunt u bijvoorbeeld niet meer beginnen met Mijne heren, want daarmee strijkt u meteen uw vrouwelijke en non-binaire lezers tegen de haren in.

Wat is het opleidingsniveau van uw doelgroep?

Het opleidingsniveau speelt een rol in uw aanpak. Een professor die aan eerstejaarsstudenten college geeft, past de boodschap aan hun niveau aan. Bij laatstejaarsstudenten kan die bijvoorbeeld meer vaktermen gebruiken, voor een abstractere benadering kiezen of zich grotere gedachtesprongen veroorloven.

Wat is het taalniveau van uw doelgroep?

Uw doelgroep kan uit doorgewinterde taalgebruikers bestaan, maar er kunnen ook anderstaligen bij zijn die het Nederlands nog niet volledig beheersen. Als u het taalniveau van uw doelgroep overschat, riskeert u dat die de boodschap niet of verkeerd begrijpt. Als u het taalniveau onderschat, riskeert u dat uw doelgroep zich betutteld voelt.

Is uw doelgroep zowel Belgisch als Nederlands?

Uw taalgebruik kan wat verschillen als u een Belgische of een Nederlandse doelgroep hebt. In een tekst die louter voor een Belgische doelgroep bestemd is, kunt u woorden en combinaties gebruiken die standaardtaal in België zijn. Een eventuele Nederlandse lezer zal zulke woorden doorgaans uit de context begrijpen. Soms maken ook Nederlanders expliciet deel uit van uw doelgroep, bijvoorbeeld in een tekst voor een reclamecampagne die zowel in Nederland als in België loopt, of in gebruiksaanwijzingen voor elektrische apparaten die zowel in Nederland als in België gedistribueerd worden. In zulke contexten is het raadzaam om te kiezen voor woorden en combinaties die in het hele taalgebied standaardtaal zijn.

In welke mate sluiten uw doelen bij die van uw doelgroep aan?

In het ideale geval sluiten uw doelen mooi bij die van uw doelgroep aan, maar dat is in de praktijk niet altijd vanzelfsprekend.

Gelijklopende doelen
U wilt bijvoorbeeld uw leespubliek met een opiniestuk overtuigen en het leespubliek wil een opiniestuk lezen om zo een standpunt te kunnen innemen. De kans is dan groot dat iedereen zijn doel bereikt en dat de communicatie succesvol is.

Niet-gelijklopende doelen
Stel dat een journalist een krantenartikel schrijft om u over een beursschandaal te informeren, terwijl u de informatieve tekst van de journalist gebruikt om uw eigen standpunt over dat onderwerp te bepalen. Dat hoeft geen probleem te zijn: u kunt die informatie heel goed gebruiken om een standpunt over het schandaal te vormen.

Hachelijker wordt het als de doelen volstrekt niet bij elkaar aansluiten. Dan kan het mislopen. Stel dat u persoonlijke informatie over uzelf op een netwerksite plaatst, bijvoorbeeld over een aparte hobby of een politieke overtuiging. Iemand kan die informatie op een heel andere manier gebruiken. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een werkgever bij een sollicitatie uw naam googelt en al een oordeel over u velt nog voor u elkaar hebt ontmoet.

Geen doel
Soms hebben uw toehoorders, gesprekspartners of lezers helemaal geen verwachtingen, bijvoorbeeld omdat ze uw boodschap niet uit vrije wil horen of lezen, maar als schoolopdracht of door toeval, zoals bij reclameboodschappen. In dat geval zult u moeten verduidelijken waarom uw boodschap voor hen toch interessant is.