Gedaan met laden. U bevindt zich op: snijden (vervoegen) Taaladviezen

snijden (vervoegen)

Vervoeging:

  • ik snij / ik snijd, jij snijdt, hij snijdt, wij snijden
    bij inversie: snij ik / snijd ik, snijdt je broer, snijdt hij
    bij inversie met je/jij als onderwerp: wat snij je / snijd je eerst, snij jij / snijd jij de groenten
  • gebiedende wijs: snij / snijd het brood!
  • ik sneed, jij sneed, hij sneed, wij sneden
  • ik heb gesneden

Waar twee vormen mogelijk zijn, is zowel in gesproken als in geschreven taal de vorm zonder d het gewoonst.