Gedaan met laden. U bevindt zich op: beloven (vervoegen) Taaladviezen

beloven (vervoegen)

Vervoeging:

  • ik beloof, jij belooft, hij belooft, wij beloven
  • ik beloofde, wij beloofden
  • ik heb beloofd
  • de beloofde maatregelen

Er is een eenvoudig trucje om te achterhalen of u de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd met -t of -d moet schrijven: vergelijk het werkwoord waarover u twijfelt met een werkwoord waarover u niet twijfelt – bijvoorbeeld zeggen – en spel het op dezelfde manier.

  • ik beloof, zoals ik zeg
  • je/jij belooft, zoals je/jij zegt
  • u belooft, zoals u zegt
  • belooft u, zoals zegt u
  • hij belooft, zoals hij zegt
  • belooft hij, zoals zegt hij

Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.

  • zij heeft beloofd, met een d zoals in beloofde

Om te achterhalen of u wel degelijk met een voltooid deelwoord te maken hebt, kunt u het werkwoord vervangen door een werkwoord dat in het voltooid deelwoord met ge- begint maar niet in de infinitief, zoals zeggen. Bij zulke werkwoorden is er geen verwarring mogelijk tussen het voltooid deelwoord en een andere vorm.

  • hadden zij dat ook beloofd, vergelijkbaar met hadden zij dat ook gezegd
  • dat was beloofd, vergelijkbaar met dat was gezegd
  • beloofd is beloofd, vergelijkbaar met gezegd is gezegd