Gedaan met laden. U bevindt zich op: erbij / er bij Taaladviezen

erbij / er bij

We schrijven erbij aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord.

  • Welke kleur past erbij? (= welke kleur past ergens bij, bijvoorbeeld bij de vloer)
  • Je hoort erbij. (= je hoort ergens bij, bijvoorbeeld bij ons team)
  • Ik heb de postzegel erbij gestoken. (= ik heb de postzegel bij iets gestoken, bijvoorbeeld bij een brief)

Na erbij kan ook een dat-zin of een beknopte bijzin volgen. De dat-zin of de beknopte bijzin heeft in zulke zinnen dezelfde functie als een naamwoord.

  • Ik blijf erbij dat hij een toptrainer is. (= ik blijf ergens bij, zoals in: ik blijf bij mijn mening)
  • Hoe kwam je erbij om hem te vertrouwen? (= hoe kwam je ergens bij, zoals in: hoe kwam je bij dat idee)

Erbij wordt ook aan elkaar geschreven in enkele vaste combinaties. In die combinaties kunt u het voornaamwoordelijk bijwoord niet vervangen door een voorzetsel en een naamwoord omdat het samen met het werkwoord een eenheid vormt met een specifieke betekenis.

  • erbij hangen (hoe de vlag erbij hangt = hoe de situatie is): Ik weet niet hoe de vlag erbij hangt.
  • erbij komen (= op het idee komen): Hoe komt hij erbij?
  • erbij komen, erbij komen zitten (= komen, gaan zitten): Kom erbij! Komen jullie erbij zitten?
  • iemand erbij lappen (= bekeuren, verklikken): De spion heeft de secretaresse erbij gelapt.
  • erbij kunnen (= het begrijpen, het snappen): Ik kan er niet bij.
  • erbij lopen (= eruitzien): Ze liepen erbij alsof ze eigenlijk geen zin hadden.
  • het bijltje erbij neergooien, neerleggen (= stoppen met werken, geen moeite meer doen): Waarom heb je het bijltje erbij neergelegd?
  • erbij neervallen (= tot men niet meer kan): We werken door tot we erbij neervallen.
  • erbij staan (= er goed/slecht bij staan, in goeden/slechten doen zijn): Hoe zou hij erbij staan?
  • erbij zijn (= gesnapt zijn): Bij de politiecontrole waren de gangsters erbij.
  • erbij zijn (er vlug bij zijn = bij de zaak zijn): Hoe snel moeten we erbij zijn om nog binnen te kunnen?
  • erbij zitten (= eruitzien): Je zit erbij alsof je eigenlijk geen zin hebt.
  • erbij zitten (= er warmpjes/goed bij zitten, veel geld hebben): Hoe zou hij erbij zitten?

In andere gevallen schrijven we er bij in twee woorden. Er en bij zijn dan woorden die tot een verschillend zinsdeel behoren.

  • Wie gaat er bij de deur staan? (bij hoort bij de deur)
  • Ze werkte er bij de dienst Personeelszaken. (bij hoort bij de dienst Personeelszaken)
  • Hoeveel wil je er bijbestellen? (bij en bestellen vormen samen het werkwoord bijbestellen)

De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord erbij zijn ook van elkaar gescheiden als er tussen er en bij een ander zinsdeel staat. De volgorde met de gesplitste vorm is vaak gebruikelijker dan die met de ongesplitste vorm. Soms is de ongesplitste vorm uitgesloten.

  • Welke kleur past er het best bij / het best erbij?
  • Hoe kwam je er eigenlijk bij / eigenlijk erbij om hem te vertrouwen?