De werkwoorden irriteren en ergeren betekenen ongeveer hetzelfde en zijn allebei overgankelijk. Er moet dus een lijdend voorwerp bij staan.
- Het rumoer van zijn kinderen ergert / irriteert hem mateloos.
Ergeren kan ook wederkerend gebruikt worden, maar irriteren niet. Ik irriteer me* is dus niet correct.
- Sinds ze met de trein gaat werken, heeft ze zich al blauw geƫrgerd.
- Ik ergerde me aan de luide muziek op dat feest.