Zowel op vakantie (zijn/gaan) als met vakantie (zijn/gaan) is correct, soms met een betekenisverschil.
Met vakantie kan zowel ‘thuis, niet op het werk’ als ‘op een vakantiebestemming’ betekenen.
- Yves is met vakantie en zit thuis te klussen.
- Yves is met vakantie in Spanje.
Op vakantie kan alleen ‘op een vakantiebestemming’ betekenen.
- Yves is op vakantie in Spanje.