Als bijvoeglijk naamwoord vóór een zelfstandig naamwoord kan alleen vergeefs gebruikt worden.
- Ze hebben een vergeefse poging gedaan om de vluchtelingen te redden.
Bij een koppelwerkwoord kunnen vergeefs en tevergeefs allebei voorkomen als naamwoordelijk deel van het gezegde.
- De pogingen om de vluchtelingen te redden waren vergeefs / tevergeefs.
Vergeefs en tevergeefs kunnen ook beide als bijwoord gebruikt worden. Het geeft dan nadere informatie over de handeling die door het werkwoord wordt uitgedrukt.
- Ze hebben vergeefs / tevergeefs geprobeerd om de vluchtelingen te redden.