Gedaan met laden. U bevindt zich op: uitdoen (betekenis) Taaladviezen

uitdoen (betekenis)

Uitdoen is standaardtaal in de betekenissen ‘uittrekken, afleggen', ‘uit iets verwijderen' en ‘uitblazen, doven'

  • Doe je schoenen uit als je naar binnen gaat!
  • Om te controleren of de trui past, mag je hem uit de verpakking doen.
  • Vergeet de kaarsen niet uit te doen als je gaat slapen!

In België komt uitdoen ook voor in de betekenissen ‘rooien', ‘volbrengen, afmaken' en ‘uitwissen, wegvegen, doorhalen'. In die betekenissen is het geen standaardtaal.

  • We gaan deze week de aardappelen rooien.
  • Ze wil stoppen met haar universitaire studie, maar moet van haar ouders haar jaar afmaken.
  • Wil je de tekening op het bord uitwissen?