Vervoeging van het werkwoord verbazen:
- ik verbaas me, jij verbaast je, hij verbaast zich, wij verbazen ons
ik verbaas jou, jij verbaast mij, het verbaast ons, zij verbazen hem - ik verbaasde me, wij verbaasden ons
ik verbaasde jou, het verbaasde hem, wij verbaasden jullie - ik heb me verbaasd
ik heb je verbaasd, het heeft hem verbaasd
Verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord verbaasd:
- een verbaasd kind
- de verbaasde kinderen
Er is een eenvoudig trucje om te achterhalen of u de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd met -t of -d moet schrijven: vergelijk het werkwoord waarover u twijfelt met een werkwoord waarover u niet twijfelt – bijvoorbeeld zich wassen – en spel het op dezelfde manier.
- ik verbaas me, zoals ik was me
- je/jij verbaast je, zoals je/jij wast je
- u verbaast u, zoals u wast u
- verbaast u zich, zoals wast u zich
- hij verbaast zich, zoals hij wast zich
- verbaast hij zich, zoals wast hij zich
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
- zij heeft zich verbaasd, met een d zoals in verbaasde
Om te achterhalen of u wel degelijk met een voltooid deelwoord te maken hebt, kunt u het werkwoord proberen te vervangen door een werkwoord dat in het voltooid deelwoord met ge- begint maar niet in de infinitief, zoals wassen. Bij zulke werkwoorden is er geen verwarring mogelijk tussen het voltooid deelwoord en een andere vorm.
- had zij zich daarover verbaasd, vergelijkbaar met had zij zich gewassen