Gedaan met laden. U bevindt zich op: verloren zijn / verloren hebben Taaladviezen

verloren zijn / verloren hebben

Verliezen kan met hebben of met zijn worden vervoegd, zowel als de nadruk op de gebeurtenis van ‘het verliezen’ ligt, als wanneer het gevolg ervan (‘het kwijt zijn’) wordt benadrukt.

  • Evy is / heeft haar smartphone voor de tweede keer verloren.
  • Walid is / heeft zijn handschoenen verloren.
  • Wouter is / heeft zijn moeder verloren toen hij drie jaar was.
  • Zijn vader is / heeft vandaag zijn baan verloren.
  • We zijn / hebben veel tijd verloren door technische problemen.
  • Tijdens het hele proces zijn / hebben ze nooit de moed verloren.
  • Na het ongeluk is / heeft ze haar geloof verloren.
  • Ik ben / heb de tijd uit het oog verloren.

In de betekenis ‘een nederlaag lijden’ wordt verliezen in de standaardtaal alleen met hebben vervoegd.

  • Helder en Sofie hebben het toernooi verloren.
  • Anderlecht heeft verloren van West Ham.

Verloren kan ook als bijvoeglijk naamwoord voorkomen, in de betekenis ‘kwijtgeraakt, weg’ of ‘niet meer te redden, verdoemd’. Als bijvoeglijk naamwoord wordt verloren met het koppelwerkwoord zijn gecombineerd.

  • De bagage is verloren.
  • Hij is reddeloos verloren.