1. stam en tegenwoordige tijd
|
ik antwoord, jij antwoordt, antwoord jij, hij antwoordt
|
2. verleden tijd
|
ik blafte, jij antwoordde, hij bad
|
3. voltooid deelwoord
|
geharkt, gedweild, gebeurd, de verbrede straat
|
4. gebiedende wijs
|
kruis aan, meld u aan, meldt u zich aan
|
5. Engelse werkwoorden
|
ik delete, jij deletet, hij heeft gedeletet
|