Gedaan met laden. U bevindt zich op: zijn: u bent / u is, bent u / is u Taaladviezen
zijn: u bent / u is, bent u / is u
Vervoeging:
- ik ben, je bent, u bent, hij is, wij zijn
bij inversie met je/jij als onderwerp: wie ben je, dat ben jij - ik was, wij waren
- ik ben geweest
Bij de u-vorm is er soms twijfel over de keuze tussen bent en is. De correcte vormen zijn u bent en bent u. U is en is u worden als verouderd beschouwd.