De soorten van het landbouwgebied schommelden in de periode 2007-2012. Na een sterke daling in de periode 2013-2015, lijken de aantallen op een nieuw en lager niveau te stabiliseren.
Wijzigingen t.o.v. 2007 voor broedvogels van het landbouwgebied.
Gebruikte drempelwaarden classificatie: referentie = 0%, ondergrens = -6.6% en bovengrens = +7.0%.
De index van de algemene broedvogels beschrijft de trend van een selectie van algemene vogelsoorten sinds de start van het Algemene Broedvogels Vlaanderen (ABV)-meetnet in 2007. De index berekent de procentuele wijziging t.o.v. een referentiejaar. De indicator is gebaseerd op het geometrische gemiddelde van de indices van zijn afzonderlijke soorten: Boerenzwaluw, Geelgors, Gele kwikstaart, Grasmus, Graspieper, Grutto, Kievit, Kneu, Patrijs, Ringmus, Roodborsttapuit, Scholekster, Spotvogel, Torenvalk, Veldleeuwerik, Witte kwikstaart, Wulp, Zwarte roodstaart.
Sedert 2014 wordt de index enkel berekend op de data bekomen via het speciaal hiervoor ontworpen ABV-meetnet. Dit betekent dat de besproken trends betrekking hebben op de periode 2007-2019.
De soorten van het landbouwgebied schommelden in de periode 2007-2012. Na een sterke daling in de periode 2013-2015, lijken de aantallen op een nieuw en lager niveau te stabiliseren. Tussen de hoogste waarde in 2011 en de laagste in 2019 vinden we een sterke daling van 19% (-24%; -13%).
Alle wijzigingen voor broedvogels van het landbouwgebied.
Gebruikte drempelwaarden classificatie: referentie = 0%, ondergrens = -6.6% en bovengrens = +7.0%.
- Periodiciteit: jaarlijks - Volgende update: februari 2021 - Databereik: 2007-2019
We verwijzen naar Onkelinx, Vermeersch, en Devos (2020) voor een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop ze de indicatoren berekenen.
Broncode indicator: indicator.Rmd
Basisdata: De eigenlijke analyse van de ruwe gegevens gebeurt bij de publicatie van het technisch achtergrondrapport (Onkelinx, Vermeersch, en Devos 2020). Dit rapport levert rechtstreeks het nodige cijfermateriaal voor de indicator. Onkelinx, Vermeersch, en Devos (2020) beschrijven hoe ze de reproduceerbaarheid en traceerbaarheid van de cijfers garanderen.
Broncode indicator: indicator.Rmd Table: Gegevens om de figuren te reproduceren.
Beschrijving | Gegevens | Metadata | |
---|---|---|---|
abv_indicatoren | Paarsgewijze verschil in indicatorwaarde tussen jaren | abv_indicatoren.tsv | abv_indicatoren.yml |
abv_soorten | Soortenlijst voor elke indicator | abv_soorten.tsv | abv_soorten.yml |
abv_data_hash | Controlecijfers voor reproduceerbaarheid en traceerbaarheid | abv_data_hash.tsv | abv_data_hash.yml |
Onkelinx, Thierry, Glenn Vermeersch, en Koen Devos. 2020. Trends op basis van de Algemene Broedvogelmonitoring Vlaanderen (ABV): Technisch achtergrondrapport. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 10. België: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. https://doi.org/10.21436/inbor.17888433.
Vermeersch, Glenn, Hannes Ledegen, en Simon Feys. 2018. Methodehandleiding bij het project Algemene Broedvogelmonitoring Vlaanderen (ABV). Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 93. België: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. https://doi.org/10.21436/inbor.15674942.
Om de interpretatie makkelijker te maken, delen we de wijzigingen op in tien klassen door hun 90% interval te vergelijken met een referentie, onder- en bovengrens.
We beschouwen een effect als significant wanneer de referentie buiten het 90% interval ligt. We spreken over een toename (afname) als het interval volledig boven (onder) de referentie ligt. Niet-significante effect is ook informatief wanneer het bijhorende interval voldoende smal is. Bijvoorbeeld als het interval volledig tussen een onder- en bovengrens ligt. In dat geval kunnen we stellen dat het effect niet-significant en klein is, het immers zeker minder sterk dan de ondergrens en minder sterk dan de bovengrens. Dergelijk effect krijgt de naam stabiel.
Heeft het effect een breed interval dat zowel de boven- als ondergrens bevat, spreken we over een onduidelijk effect. Daarnaast is er nog de mogelijkheid dat het interval zowel de bovengrens (ondergrens) als de referentie bevat maar niet de ondergrens (bovengrens). Dan spreken we over een mogelijke toename (mogelijke afname).
We kunnen de boven- en ondergrens eveneens gebruiken om een verder onderscheid te maken binnen de significante effecten. Een interval volledig boven (onder) de bovengrens (ondergrens) wordt dan een sterke toename (sterke afname). Een interval volledig tussen de referentie en de de bovengrens (ondergrens) wordt dan een matige toename (matige afname). Een interval dat de referentie niet bevat maar wel de bovengrens (ondergrens) blijft een toename (afname).
Merk op dat de indeling volledig gebaseerd is op de onzekerheid rond het effect en niet op de puntschatting van het effect zelf. We vatten de opdeling met bijhorende afkortingen en regels samen in onderstaande tabel. De figuur geeft een grafische voorstelling waarbij we de afkortingen in combinatie met aangepaste symbolen gebruiken. De afkortingen zelf zijn te fijn om als symbool te gebruiken. Als bovengrens gebruiken we toename met van +33% (vier derde van de referentie) en als ondergrens een afnamen met -25% (drie kwart van de referentie).
benaming | afkorting | regels |
---|---|---|
sterke toename | ++ |
\(B < l\) |
toename | + |
\(R < l < B\) en \(B < b\) |
matige toename | +~ |
\(R < l < B\) en \(b < B\) |
stabiel | ~ |
\(L < l < R\) en \(R < b < B\) |
matige afname | -~ |
\(L < l < R\) en \(b < R\) |
afname | - |
\(l < L\) en \(L < b < R\) |
sterke afname | -- |
\(l < L\) |
mogelijke toename | ?+ |
\(L < l < R\) en \(B < b\) |
mogelijke afname | ?- |
\(l < L\) en \(R < b < B\) |
onduidelijk | ? |
\(l < L\) en \(B < b\) |
Voorbeeld van de tien mogelijke interpretaties van een effect door het 90% interval te vergelijken met een referentie, ondergrens en bovengrens.