Bij het gebruik van sommige pesticiden bestaat het gevaar dat zij of hun afbraakproducten in het grondwater terechtkomen. Daar kunnen ze nog lange tijd voor verontreiniging zorgen. Vooral moeilijk afbreekbare middelen die een grote mobiliteit vertonen omwille van een goede wateroplosbaarheid en een lage adsorptiecapaciteit aan bodemdeeltjes, vormen een potentieel gevaar voor het grondwater. Verder wordt de verspreiding van pesticiden bepaald door de kenmerken van de aanwezige watervoerende lagen, zoals de doorlatendheid, de hydraulische gradiënt en de aan-/afwezigheid van adsorberende stoffen. Pesticiden en hun metabolieten worden omwille van hun milieuvreemde externe afkomst en recente toepassing bijna uitsluitend in de freatische (ondiepe) watervoerende lagen aangetroffen.
Filter
95 resultaten
Gezondheid
- CSV
- De geodatalaag ‘buurtgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 0,2ha. Deze geodatalaag werd bekomen door de selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2016). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De daarin beschreven methode werd toegepast op de landgebruikskaart , toestand 2013. De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot buurtgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.GeoTiff
- Het doel van deze dienst is het beschikbaar stellen van de attesten in verband met werklozen.Deze informatie komt van de KSZ, die op zijn beurt weer gevoed wordt door de Rijksdienst Voor Arbeidsvoorziening (RVA).
- Deze webservice biedt een afnemer de mogelijkheid om zowel pensioenrechten als bedragen (betalingsgegevens) op te vragen bij het Pensioenkadaster.
- De geodatalaag ‘stadsbos’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 60ha. Deze geodatalaag werd bekomen door het selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2019). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De daarin beschreven methode werd toegepast op de landgebruikskaart toestand 2016. De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot stadsbos rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.GeoTiff
- Deze webservice maakt de handicapgegevens van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap beschikbaar voor de afnemers.
- De geodatalaag ‘stadsgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 60ha. Deze geodatalaag werd bekomen door het selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2019). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De daarin beschreven methode werd toegepast op de landgebruikskaart toestand 2016. De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot stadsgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.GeoTiff
- Deze webservice ontsluit gegevens over werkzoekenden van de VDAB.
- De geodatalaag ‘wijkgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 10ha. Deze geodatalaag werd bekomen door de selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2019). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De daarin beschreven methode werd toegepast op de landgebruikskaart toestand 2016. De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot wijkgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.GeoTiff
- Locaties van de vluchtdeuren en sassen die zich bevinden in de geluidswerende constructies langs de genummerde wegen in beheer van AWV.Een vluchtdeur of sas wordt toegepast als veiligheidsmaatregel in geluidsschermen. Op wegvakken met geluidsschermen is de verkeersruimte beperkt tot de afstand tussen de geluidsschermen. Bij calamiteiten zitten de weggebruikers dan "klem" tussen deze twee grenzen. Wanneer het noodzakelijk is om de plek van de calamiteit te ontvluchten, kan dat in beginsel alleen parallel aan het geluidsscherm. Dit kan zeer onveilige situaties opleveren.WFS
- Deze publicatie wordt gebruikt voor het elektronisch afleveren van attesten ten behoeve van werknemers in arbeidsongeschiktheid of in moederschapsrust.
- Gebiedsdekkende kaart van de Gezondheid Effecten Screening score (GES) van hittestress in Vlaanderen. De indicator is gebaseerd op het aantal hittegolfgraaddagen (°C.dag) in Vlaanderen in het jaar 2018, gemodelleerd volgens de methodiek ontwikkeld door VITO en gebruikt door de Vlaamse milieumaatschappij (2018). De indicator hittegolfgraaddag (HGD) geeft aan waar en met hoeveel graden Celsius de drempelwaarden voor minimum en maximum temperaturen (respectievelijk 18.2°C en 29.6°C), aangegeven door de FOD Volksgezondheid, worden overschreden. Per locatie wordt het aantal hittegolfgraaddagen opgeteld voor alle dagen van het jaar 2018. Voor het aanmaken van de GES-kaart maken we gebruik van de HGD kaart van 2018, een recent uitzonderlijk warm jaar. Er is geopteerd om te werken met de kaart voor een extreem jaar in plaats van een jaargemiddelde kaart, omdat de gezondheidsproblemen zich voornamelijk voordoen tijdens dit soort zomers, en op die manier de potentiële probleemlocaties goed in beeld worden gebracht en niet worden onderschat. De GES klassen werden op deze manier gedefinieerd: GES 2 = 0 - 20 (°C.dag) = "redelijk" ; GES 3 = 20 - 30 (°C.dag) = "vrij matig" ; GES 4 = 30 - 40 (°C.dag) = "matig" ; GES 5 = 40 - 60 (°C.dag) = "zeer matig" ; GES 6 = 60 - 80 (°C.dag) ="onvoldoende"; GES 7 = 80-100 (°C.dag) = "ruim onvoldoende"; GES 8 > 100 (°C.dag) = "zeer onvoldoende". GES 6 komt overeen met minstens 60 hitteggolfgraaddagen, een waarde die zich in Antwerpen voor deed in het jaar 2003 en waarvan geweten is dat er veel slachtoffers vielen als gevolg van hittestress. Ook een lager aantal hittegolfgraaddagen heeft echter negatieve effecten op de gezondheid. De kaart kan gebruikt worden om potentiële probleemgebieden voor hittestress in Vlaanderen te detecteren. Naast luchttemperatuur zijn echter ook stralingsbelasting (zowel kortgolvig als langgolvig), luchtvochtigheid en windsnelheid belangrijke factoren in het bepalen van hittestress en humaan thermisch comfort. De modellering houdt hiermee geen rekening. Lokaal kan de werkelijk ervaren hittestress dus hoger (bijvoorbeeld door lokale straling afkomstig van bijvoorbeeld beton- of asfaltverharding) of lager (bijvoorbeeld omwille van schaduw door bomen) zijn.GeoTiff