Implementatie Kaderdecreet Vlaamse Handhaving: voorontwerp van reparatiedecreet
- Ministerraad
23 mei 2025
- Op voorstel van
Vlaams minister-president Matthias Diependaele, Vlaams viceminister-president Ben Weyts, Vlaams minister Zuhal Demir en Vlaams minister Jo Brouns
Samenvatting
Naar aanleiding van het arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 23/2025 van 13 februari 2025, wijzigt de Vlaamse Regering principieel haar decreet over de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, het kaderdecreet Vlaamse Handhaving (KVH) en het decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het kaderdecreet Vlaamse Handhaving. In het arrest van het Grondwettelijk Hof werd beslist tot vernietiging van de artikelen van het KVH, die het Vlaamse Handhavingscollege aanduiden als het administratieve rechtscollege, bevoegd voor de jurisdictionele controle van sanctie-, herstel-, beveiligings- en andere beslissingen in de context van het KVH. In het nu goedgekeurde voorontwerp van wijzigingsdecreet behoort de bevoegdheid van het Handhavingscollege niet langer tot het standaardpakket van het KVH. Voortaan maakt zij louter nog een optie uit, die naar aanleiding van de instap in het KVH per decreet moet worden verantwoord vanuit het mechanisme van de impliciete bevoegdheden. Tegelijkertijd onderschrijft dit voorontwerp meteen deze optie voor wat de decreten betreft die reeds jaren onder de bestaande bevoegdheid van het Handhavingscollege vallen. Hierdoor blijft de continuïteit gewaarborgd maar wordt verder geen bijkomende rechtsmacht overgeheveld. Tot slot wordt de Vlaamse Regering uitdrukkelijk gemachtigd om een bijzondere erkenningsregeling uit te werken voor instellingen die opleidingen geven aan toezichthouders, naar aanleiding van een opmerking van de Raad van State in haar advies bij het ontwerp van Omgevingshandhavingsbesluit. Over dit voorontwerp van wijzigingsdecreet wordt het advies ingewonnen van de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen (SERV), de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) en de Strategische Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed (SARO). Daarna wordt het voorgelegd aan de Raad van State.