Energielabel voor het EPC NR
Het energielabel wordt bepaald op basis van de indicator voor de langetermijdoelstelling (ILTD), die op zijn beurt bepaald wordt op basis van ingevoerde meetgegevens. Kort gezegd is de ILTD een maat voor welk deel van het totale energiegebruik van de scope voldoet aan de langetermijndoelstelling. Bij een ILTD van 100% (= label A) is de langetermijndoelstelling gehaald.
Indicator voor de langetermijndoelstelling
- De indicator voor de langetermijndoelstelling (ILTD) is de verhouding tussen:
- de hoeveelheid hernieuwbare energie (lokaal opgewekt en gebruikt) en restwarmte (= teller)
- de hoeveelheid hernieuwbare en niet-hernieuwbare energie die de gebouweenheid gebruikt (= noemer).
Het resultaat is een percentage.
- Voor het bepalen van de ILTD zijn metingen nodig van het werkelijke energiegebruik.
- Niet alle metingen zijn verplicht. Niet-verplichte metingen die niet gemeten worden, hebben geen invloed op het label. Zo kan er bv. een PV-installatie aanwezig zijn en toch een label X of G verschijnen op het EPC.
- Alle energiegebruik wordt beschouwd. Zowel voor klimatisatie (verwarming, koeling, verlichting, …) als overig energiegebruik (computers, datacenter, keukenapparatuur, …).
- Er wordt daarbij enkel rekening gehouden met het energiegebruik tijdens de gebruiksfase van de gebouweenheid. Het energiegebruik dat nodig was voor onder meer de vervaardiging, de verwerking en het transport van bouwmaterialen telt hierin niet mee.
- Er is geen omrekening naar primaire energie. Er wordt gerekend met het gemeten energiegebruik. 1 kWh aan elektriciteitsgebruik weegt dus even zwaar door als 1 kWh aan warmtegebruik.
- Alleen metingen die voldoen aan bepaalde kwaliteitsvoorwaarden (nauwkeurigheid, type, ...) worden beschouwd.
Technieken die meetellen
- Bij het bepalen van het hernieuwbare aandeel energie, tellen de volgende technieken mee. Dat stemt overeen met de Europese richtlijn ter bevordering van hernieuwbare energie.
- ketel of kachel op biobrandstof gewonnen op de site of biomassa
- warmtekrachtkoppeling (WKK) op biobrandstof gewonnen op de site of biomassa
- wind- en/of waterkracht
- externe warmtelevering (deels) hernieuwbaar opgewekt
- het hernieuwbare deel van restwarmte uit afvalverbrandingsinstallaties
- zonneboiler
- zonnepanelen (PV)
- warmte geleverd door een warmtepomp, onttrokken aan de omgeving
- Alleen lokaal opgewekte en lokaal gebruikte hernieuwbare energie telt mee. De productie moet op de site gebeuren, om te mogen meetellen, tenzij het gaat over externe warmtelevering (die productie gebeurt steeds extern). Als de externe warmtelevering (deels) hernieuwbaar is, telt die (deels) mee in het hernieuwbare aandeel.
De tabel vat samen wat wel en niet telt als lokaal opgewekte en lokaal gebruikte hernieuwbare energie:
Telt WEL mee voor de ILTD | Telt NIET mee voor de ILTD | |
---|---|---|
Elektriciteit | Elektriciteit opgewekt op de eigen site én gebruikt door de gebouweenheid, uit:
|
|
Warmte | Warmte opgewekt op de eigen site én gebruikt door de gebouweenheid, uit:
Onttrekken van warmte (koeling) via:
Hernieuwbare warmte en restwarmte geleverd via een extern warmtenet aan de gebouweenheid. |
|
Energielabel
Een ILTD van 100% stemt overeen met label A en voldoet aan de langetermijndoelstelling voor niet-residentiële gebouwen, namelijk ‘koolstofneutraal’. De labelverdeling volgt uit het hernieuwbare aandeel en ziet er als volgt uit:
- label A: ILTD = 100% => doel bereikt
- label B: 50 ≤ ILTD < 100%
- label C: 25 ≤ ILTD < 50%
- label D: 10 ≤ ILTD < 25%
- label E: 5 ≤ ILTD < 10%
- label F: 0 < ILTD < 5%
- label G: geen hernieuwbare energie of restwarmte die mag meetellen
- label X, of ‘onbepaald’: de verplichte metingen zijn niet of niet allemaal beschikbaar, of er is geen hernieuwbaar energiegebruik noch restwarmtegebruik zoals vermeld in de tabel hierboven aanwezig. Dit laatste geval geldt enkel in opstartfase. In een latere fase van het EPC-traject zal men in dergelijke gevallen een label G toegewezen krijgen.
Het label op basis van hernieuwbare energie en restwarmte, verschilt van het label voor een woning. Het toont:
- de afstand tot de langetermijndoelstelling, dus tot ‘koolstofneutraal’.
- waar de niet-residentiële gebouweenheid momenteel staat, bij de start van een renovatietraject.
- de impact van het gebruik van de gebouweenheid.
Haalbaarheid van het energielabel
Bovenstaande uitgangspunten leiden tot een strikte invulling van het energielabel. Initieel zullen de percentages voor de ILTD dus eerder aan de lage kant zijn. In tegenstelling tot het energielabel voor woningen is een label A voor het EPC NR (nog) niet haalbaar. Label A staat immers voor 100% hernieuwbaar en/of restwarmte. De best presterende eenheden hebben momenteel een energielabel B. Label B omvat 50% tot 99% hernieuwbaar en/of restwarmte.
Dit alles kan tot enige twijfel rond de haalbaarheid van de lange termijndoelstelling leiden en dus voor onrust bij de gebouwgebruiker of -eigenaar zorgen. Als energiedeskundige is het belangrijk om deze onrust te kaderen:
- De eerste jaren na invoering van dit EPC moeten gezien worden als een nulmeting, waaruit meer inzicht over de prestatie van het gebouwpark kan opgebouwd worden.
- Deze strikte invulling zorgt voor een stimulans tot actie. Een te vrije invulling zou uitstelgedrag bij de eigenaars in de hand kunnen werken en de haalbaarheid van de lange termijndoelstelling ondergraven.
- De huidige aanpak zal op regelmatige basis geëvalueerd worden en bijgestuurd/uitgebreid indien de haalbaarheid in het gedrang komt. De rekenmethode voor de bepaling van het energielabel in het EPC NR is voldoende flexibel hiervoor. De huidige strikte invulling zorgt ervoor dat het energielabel voor een bestaande eenheid enkel maar kan verbeteren bij eventuele wijzigingen van de methodiek.
Voorbeelden
Het energielabel wordt berekend met de EPC NR software, op basis van de ingevoerde meetgegevens. Vooraf kan u wel al een inschatting maken, op basis van de aanwezige technieken en metingen.