
Onderzoeksprogramma 2021‐2025 voor het uitvoeren van radaronderzoek naar de effecten van windturbines op vogels en vleermuizen
Analyse van vogeltracks nabij windturbines
Thierry Onkelinx
0000-0001-8804-4216
Research Institute for Nature and Forest (INBO)
thierry.onkelinx@inbo.be
Raïsa Carmen
0000-0003-1025-8702
Research Institute for Nature and Forest (INBO)
raisa.carmen@inbo.be
10.21436/inbor.114415092
Colofon
Reviewers:
Joris Everaert
0000-0002-8414-5877
joris.everaert@inbo.be
Het INBO is het onafhankelijk onderzoeksinstituut van de Vlaamse overheid dat via toegepast wetenschappelijk onderzoek, data- en kennisontsluiting het biodiversiteitsbeleid en -beheer onderbouwt en evalueert.
Vestiging:
INBO Brussel
Herman Teirlinckgebouw, Havenlaan 88, 1000 Brussel
vlaanderen.be/inbo
e-mail:
thierry.onkelinx@inbo.be
Wijze van citeren:
Onkelinx, T. & Carmen, R.
(2024).
Onderzoeksprogramma 2021‐2025 voor het uitvoeren van radaronderzoek naar de effecten van windturbines op vogels en vleermuizen. . Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
2024
(55).
Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. DOI:
10.21436/inbor.114415092
Exporteer referentie als
D/2024/3241/376
Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
2024
(55)
ISSN: 1782‐9054
Verantwoordelijke uitgever:
Hilde Eggermont
Foto cover:
Windturbine in Antwerpse haven. ©Joris Everaert
Dit onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met:
VLEEMO NV
Hoge Weg 157
2940 Hoevenen
informatie@vleemo.be
https://www.vleemo.be
Dit werk valt onder een Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal-licentie.
Samenvatting
Dit rapport beschrijft de stand van zaken van de analyse van de vogelradargegevens rond windturbines.
De ruwe data zit in een grote Postgresql-databank.
Om efficiënter te kunnen werken, importeren we de relevante informatie in een lokale SQLite-databank.
Hiervoor hebben we een set van functies uitgewerkt als het package birdradar
in de statistische software R.
Om de analysedatabank zo compact mogelijk te houden, importeren we enkel de relevante tracks. In eerste instantie gebruiken we hiervoor eenvoudige maten zoals de duur, gemiddelde snelheid en lengte van de track. In tweede instantie kijken we ook naar het verschil tussen het hoogste en laagste punt; tracks met weinig hoogteverschil leveren zelden bruikbare gestandaardiseerde tracks. Daarnaast kijken we naar de verhouding tussen de oppervlakte van de convexe schil rond de track (welke oppervlakte bestrijkt de track) en de lengte van de track. Een lage verhouding geeft een track aan die veel kronkelt en dus niet bruikbaar is.
Bij het importeren zetten we de relevante tracks tevens om naar gestandaardiseerde tracks. De gestandaardiseerde tracks hebben punten met altijd exact 1 seconde tussentijd. Bovendien stellen we nog een aantal extra eisen aan de snelheid en richtingswijziging tussen de opeenvolgende punten.
Vervolgens analyseren we de dichtheid van de gestandaardiseerde tracks in de omgeving van de windturbines. Ter vergelijking herhalen we de analyse voor controlepunten in de buurt van de windturbines. De vergelijking tussen deze analyses geeft inzicht in de mogelijke invloed van windturbines op de activiteit van de vogels.
Momenteel zijn nog niet alle beschikbare tracks geanalyseerd. Op basis van deze voorlopige resultaten kunnen we wel al een aantal conclusies trekken. De gemiddelde activiteit rond de windturbines is mogelijk de helft lager dan rond de controlepunten. Dit verschil is momenteel niet significant. Kijken we naar de verticale verdeling van de activiteit, dan zien we dat de activiteit rond de windturbines ter hoogte van de rotorbladen slechts een tiende is van deze rond de controlepunten op dezelfde hoogte. Bij de horizontale verdeling zien we dat de activiteit in de onmiddellijke omgeving van de windturbines slechts een tiende bedraagt van deze rond de controlepunten op dezelfde afstand. Dit speelt enkel ter hoogte van de rotorbladen. Zowel het verschil in activiteit als de verticale en horizontale verdeling zijn significant.
Samengevat kunnen we stellen dat vogels in eerste instantie de onmiddellijk omgeving van windturbines vermijden. In tweede instantie vliegen ze op een grotere hoogte en in een grotere straal rond de windturbines.
In dit rapport maken we abstractie van het zichtbaarheid door de radar. Mogelijk zijn het lage aantal tracks op bepaalde locaties het gevolg van een beperkt zichtbaarheid door de radar. In een vervolgonderzoek is het wenselijk om het zichtbaarheid door de radar in kaart te brengen. En vervolgens deze informatie in rekening te brengen bij de analyses.
Onkelinx, T. & Carmen, R. (2024). 10.21436/inbor.114415092