Ervaringen van bedrijven met alternerend leren: een enquête
In een snel veranderende samenlevingen worden nieuwe en andere eisen gesteld aan (toekomstige) werknemers. In dit kader wordt er naar alternerend leren gekeken als een goede manier om jongeren toe te rusten met vaardigheden en competenties die vereist worden op de arbeidsmarkt. Wat vinden bedrijven van het systeem van alternerend leren? In deze bijdrage bespreken we de keuze van ondernemingen voor alternerend leren, de administratieve barrières die ze tegenkomen, hun visie op het bedrag van de leervergoeding, en hun kennis en gebruik van financieringsinstrumenten.
Decreet alternerende opleidingen
Alternerend leren vereist een contract (of opleidingsovereenkomst) dat afgesloten wordt tussen de werkgever, de opleidingsverstrekker en de jongere zelf. Waar er voorheen verschillende soorten contracten bestonden, werd er sinds de zesde staatshervorming sterk ingezet op de harmonisering en vereenvoudiging van (het aantal) opleidingsovereenkomsten. In het decreet van 10 juni 2016 worden bepaalde aspecten van de opleidingsovereenkomsten rond alternerend leren en duaal leren worden geregeld.
In wat volgt dekt alternerend leren zowel het Stelsel van Leren en Werken als duaal leren.
Beslissing tot deelname aan het systeem van alternerend leren
Er spelen verschillende factoren mee in de beslissing om een erkenning als leerwerkplek aan te vragen. Naast meer persoonlijke en sociale motivatie (het overbrengen van de eigen kennis en passie) kiezen bedrijven voor het systeem van alternerend leren om toekomstige werknemers op te leiden, en meer specifiek met het vooruitzicht deze jongeren aan te werven.
De erkenningsaanvraag
Alvorens jongeren uit het stelsel van alternerend leren te kunnen opleiden, moeten bedrijven een erkenningsaanvraag indienen. Bij de meeste bedrijven loopt de erkenningsaanvraag probleemloos.
87,51% van de ingediende erkenningen werd goedgekeurd. Opdat de erkenningsaanvraag goedgekeurd wordt, dient het bedrijf aan een aantal voorwaarden te voldoen. Zo moet het bedrijf voldoen op het vlak van organisatie en bedrijfsuitrusting om de opleiding van een leerling op de werkplek mogelijk te maken overeenkomstig het opleidingsplan, voldoende financiële draagkracht hebben om de continuïteit van de onderneming te waarborgen en mag het geen veroordelingen opgelopen hebben. Daarnaast moet er een mentor aangeduid worden die een blanco strafblad heeft, minstens 25 jaar oud is, met 5 jaar praktijkervaring in het beroep. Sinds september 2019 dient deze mentor ook een mentoropleiding te volgen.
Financiering
De financiële aspecten, die verbonden zijn aan het systeem van alternerend leren, kunnen een invloed uitoefenen op enerzijds het aantrekken van jongeren in leren en werken en anderzijds het aanbod van werkplekken door bedrijven. We stelden vast dat de leervergoeding minder meespeelt bij bedrijven die beslisten om in het systeem van alternerend leren te stappen. De meesten zijn namelijk tevreden over de hoogte van de vergoeding.
Voor de financiering van het systeem van alternerend leren kunnen bedrijven onder andere een beroep doen op loonkostensubsidies (RSZ- verminderingen), de stagebonus, of de mentorkorting. Dit zijn alleszins de meest gekende vormen van financiering, al maken niet alle bedrijven ervan gebruik.