Bindend Sociaal Objectief (BSO) 2026 - 2042
Op 31 december 2025 loopt het huidige Bindend Sociaal Objectief (BSO) af. Er is een nieuwe langetermijndoelstelling voor het sociaal woonaanbod in voorbereiding. Deze nieuwe doelstelling heet het ‘gewestelijk bindend sociaal objectief’. U leest hier de voorlopige krijtlijnen (nog niet definitief goedgekeurd).
Let op: het nieuw Bindend Sociaal Objectief (BSO) voor 2026-2042 zal pas in de loop van 2026 definitief goedgekeurd worden. De informatie op deze pagina is dus nog niet definitief en kan nog wijzigen. Ook zijn de gemeentelijke BSO’s voorlopig vastgesteld op cijfers van 31 december 2023. De definitieve vaststelling gebeurt in 2026 op basis van de situatie op 31 december 2025.
Op 31 december 2025 loopt het huidige Bindend Sociaal Objectief (BSO) af. Dat is het objectief voor extra sociale huurwoningen per gemeente. Het gaf vorm aan de langetermijndoelstelling van de Vlaamse Regering om tegen eind 2025 50.000 bijkomende sociale huurwoningen te realiseren.
Naar aanleiding van het einde van het huidige BSO, dringt een nieuwe langetermijndoelstelling voor het sociaal woonaanbod zich op. Deze nieuwe doelstelling, het zogenoemde ‘gewestelijk bindend sociaal objectief’, vormt het vertrekpunt voor een nieuw gemeentelijk BSO en bestaat uit twee delen:
- 45.000 woningen te realiseren via een verplicht Bindend Sociaal Objectief (BSO) per gemeente;
- 5.000 woningen, opschaalbaar tot 11.000 woningen, te realiseren door gemeenten die meer willen doen dan hun verplicht BSO.
Verloop beleidstraject
Op 12 september 2025 keurde de Vlaamse Regering de krijtlijnen voor een nieuwe langetermijndoelstelling over de realisatie van bijkomend sociaal woonaanbod voor de periode 2026-2042 een eerste keer principieel goed. Het besluitvormingsproces is nog lopende. Momenteel liggen de ontwerpbepalingen voor advies bij de Raad van State. Daarna moet het Vlaams parlement het ontwerpdecreet nog aannemen en vervolgens kan de Vlaamse Regering het ontwerpbesluit definitief goedkeuren.
Krachtlijnen nieuwe BSO
Het gewestelijk objectief bestaat uit twee onderdelen:
- Een verplicht Bindend Sociaal Objectief (BSO) per gemeente. Dit komt neer op in totaal 45.000 sociale huurwoningen.
- Een vrijwillig aandeel van 5.000 sociale huurwoningen, opschaalbaar tot 11.000, te realiseren door gemeenten die meer willen doen dan hun verplicht BSO.
Gemeenten kunnen het vrijwillig aandeel realiseren via een enveloppesysteem. Dit enveloppesysteem zorgt voor een vlotter en eenvoudiger proces bij de verwezenlijking van bijkomend sociaal woonaanbod. Het Bindend Sociaal Objectief is immers een minimumdoelstelling, geen maximumdoel. Omdat we in het nieuwe BSO zullen werken met dit enveloppesysteem, zal het systeem van de sociale woonbeleidsconvenanten stoppen.
Het verplicht aandeel van in totaal 45.000 sociale huurwoningen wordt verdeeld over alle Vlaamse gemeenten op basis van de volgende elementen:
- Aandeel op peil houden:
Het aandeel sociale huur moet minstens op peil blijven tegenover de huishoudensprognose 2042. Op die manier zorgen we ervoor dat niemand erop achteruitgaat. Het aandeel sociale huur is het aantal sociale huurwoningen, inclusief de specifieke inhaalbewegingen van BSO 2009-2025, tegenover het aantal huishoudens op 31 december 2025. - Specifieke inhaalbeweging (SIB):
Als van toepassing – Alle sociale huurwoningen, die in het kader van BSO 2009-2025 niet effectief gerealiseerd zijn op 31 december 2025, worden meegenomen als specifieke inhaalbeweging (SIB) in het nieuwe BSO. Deze SIB kennen we rechtstreeks toe aan de gemeente in kwestie. Op deze manier houden we rekening met historische inspanningen. - Vrijstelling omwille van overschrijding:
Als van toepassing – Alle sociale huurwoningen, die in het kader van BSO 2009-2025 zijn gerealiseerd bovenop het BSO, brengen we in mindering van het nieuwe BSO. Op deze manier houden we rekening met historische inspanningen. - Vrijstelling omwille van 9%-aftopping:
Als van toepassing – Gemeenten, die op 31 december 2025 een aandeel sociale huur van minstens 9% hebben, krijgen een afwijking van de Vlaamse Regering. Dat betekent dat zij hun aandeel van 9% op peil moeten houden tegenover de huishoudensprognose 2042. Op deze manier houden we rekening met historische inspanningen.
Let op: dit impliceert niet dat alle gemeenten een aandeel van 9% moeten nastreven. - Wettelijke doelgroep:
De wettelijke doelgroep is het aandeel huishoudens in een gemeente dat privaat huurt en voldoet aan de inkomensvoorwaarde om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning. Deze parameter geeft inzicht in de nood aan sociale huisvesting in een gemeente.
Let op: dit betekent niet noodzakelijk dat de volledige wettelijke doelgroep daadwerkelijk via een sociale huurwoning geholpen wordt. De parameter dient vooral als richtinggevend referentiepunt voor de verdeling tussen gemeenten.
Concreet berekenen we het BSO per gemeente aan de hand van de volgende formule:
Aandeel op peil houden + specifieke inhaalbeweging + wettelijke doelgroep – overschrijding – 9%-aftopping
= BSO
Voor de voorlopige berekening gebruikten we cijfers op 31 december 2023. In het voorjaar van 2026 zal de Vlaamse Regering deze cijfers actualiseren en het BSO definitief vastleggen op basis van de situatie op 31 december 2025.
Iedere gemeente sluit samen met de woonmaatschappij een overeenkomst met daarin een strategie voor de realisatie van het gemeentelijk BSO. Deze overeenkomst is verplicht. De initiatiefrol ligt bij het lokaal bestuur. De woonmaatschappij bezorgt de verplichte overeenkomsten met alle gemeenten in haar werkingsgebied ten laatste op 1 november 2026 aan het agentschap Wonen in Vlaanderen.
In artikel 2.5/1, §4 van het ontwerpbesluit vindt u de inhoud van deze overeenkomst terug.
Twee of meer lokale besturen kunnen met de woonmaatschappij afspraken maken als er gemeenten in het werkingsgebied zijn die hun gemeentelijk objectief onderling willen herverdelen.
Deze overeenkomst is vrijblijvend. De initiatiefrol ligt bij de lokale besturen, maar het is de taak van de woonmaatschappij om de overeenkomst met de gemeenten in haar werkingsgebied ten laatste op 1 november 2026 te bezorgen aan het agentschap Wonen in Vlaanderen. Vervolgens bekrachtigt de Vlaamse Regering de overeenkomst. Het wordt op die manier een driepartijenovereenkomst.
Bij de onderlinge herverdeling van de gemeentelijke BSO’s gelden enkele voorwaarden:
- Elke gemeente moet minstens 25% van het door de Vlaamse Regering vastgelegde gemeentelijk objectief zelf uitvoeren;
- De specifieke inhaalbeweging, alsook de twee vrijstellingen, blijft op het niveau van de gemeente verplicht. Het is dus niet mogelijk om dit te herverdelen binnen het werkingsgebied van de woonmaatschappij;
- De som van de gemeentelijke BSO’s na herverdeling is gelijk aan de som van de gemeentelijke BSO’s die de Vlaamse Regering heeft vastgelegd.
In artikel 2.5/1, §5 van het ontwerpbesluit vindt u de inhoud van deze driepartijenovereenkomst terug.
Wonen in Vlaanderen voert jaarlijks een meting en driejaarlijks een voortgangstoets uit. Hierbij zet het agentschap de resultaten per gemeente af tegenover het groeipad dat de Vlaamse Regering heeft vastgesteld, of de afspraken in de driepartijenovereenkomst.
Op basis van de meting vergelijkt Wonen in Vlaanderen de inspanningen van de gemeente met het gemeentelijk groeipad. Dat groeipad is het ritme van de programmatie van sociale huurwoningen in de periode 2026-2042.
- Gemeenten, die het groeipad volgen, worden ingedeeld in categorie 1. De voortgangstoets is ten einde.
- Gemeenten, die het groeipad niet volgen, worden ingedeeld in categorie 2 en moeten een plan van aanpak opmaken om hun inspanningen aan te tonen.
Dit plan van aanpak kan uitgewerkt worden volgens twee opties:
- Lijst van gronden in eigendom van sociale woonorganisaties of openbare besturen
- Een op het lokaal woonoverleg afgesproken planning voor de realisatie van bijkomend sociaal woonaanbod op deze gronden.
- Verplichte instrumenten regelmatig aanwenden: De gemeente maakt regelmatig gebruik van volgende instrumenten om sociale woningen te realiseren:
- De gemeente komt de rechtsplicht van artikel 2.29, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen na. Dit betekent bestaande gemeentelijke plannen en reglementen met invloed op de realisatie van sociaal woonaanbod afstemmen op het nieuwe BSO;
- De gemeente houdt een geactualiseerd register van onbebouwde percelen bij, stelt een actieprogramma op en voert het uit;
- De gemeente zet minstens 25% van de onbebouwde bouwgronden en kavels in eigendom van Vlaamse besturen in voor sociaal woonaanbod.
- Vrijwillige instrumenten regelmatig aanwenden: De gemeente motiveert haar inspanningen aan de hand van de ingezette instrumenten. Artikel 2.57, §4 van het ontwerpbesluit bevat een lijst met voorbeelden. De gemeente is vrij om bijkomende instrumenten aan te wenden. Mogelijke instrumenten zijn:
- Een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan met voldoende aandacht voor sociaal woonaanbod;
- Een actief beleid rond recht van voorkoop;
- Een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening voor sociaal wonen;
- De aankoop van private gronden voor bijkomend sociaal woonaanbod;
- Op het lokaal woonoverleg actief zoeken naar locaties voor sociale woonprojecten en doelgroepen voor sociaal wonen afbakenen;
- Een actief beleid rond leegstand van gebouwen en woningen, met minstens een geactualiseerd leegstandsregister;
- Het uitoefenen van sociaal beheersrecht;
- Het beschikken over een visie op sociaal wonen.
- Minimum inhuur: De gemeente ligt in een werkingsgebied van een woonmaatschappij met minimum 150 ingehuurde woningen vanaf 31 december 2030, of het aantal ingehuurde woningen is met minstens 25% gestegen sinds de nulmeting (zie ook art. 4.46/2, tweede lid van het ontwerpdecreet).
Gemeenten in categorie 2, die een plan van aanpak indienen en voldoende inspanningen leveren, worden ingedeeld in categorie 2A. Gemeenten in categorie 2, die geen plan van aanpak indienen en onvoldoende inspanningen leveren, worden automatisch ingediend in categorie 2B.
Bij de driejaarlijkse voortgangstoets volgen we enkele principes. We voeren in het midden en aan het einde van een lokale legislatuur een voortgangstoets (VGT) uit. Hierbij volgen we het ritme van de programmatie op de meerjarenplanning (MJP) en korte termijnplanning (KTP).
Bijvoorbeeld:
- Bij VGT 2028 (dd. 31 december 2027) is minimum 50% van het groeipad voor de legislatuur 2026-2030 minstens opgenomen op de meerjarenplanning (MJP);
- Bij VGT 2031 (dd. 31 december 2030) is minimum 50% van het groeipad 2026-2030 minstens opgenomen op de kortetermijnplanning (KTP), het saldo van groeipad 2026-2030 staat minstens op MJP;
- Bij VGT 2034 (dd. 31 december 2033) is 100% van groeipad 2026-2030 minstens opgenomen op KTP, en is minimum 50% van groeipad 2031-2036 minstens opgenomen op MJP;
- Dit ritme (de afwisseling van MJP en KTP) herhaalt zich tot eind 2042.
De specifieke inhaalbeweging voor gemeenten kent een ander ritme en moet versneld gerealiseerd worden. Concreet moet de helft van de SIB effectief gerealiseerd zijn eind 2036. Tegen 31 december 2042 moet 100% van de SIB gerealiseerd zijn.
Lokale besturen in categorie 2B, die het groeipad niet volgen en onvoldoende inspanningen leveren, moeten een bijdrage leveren aan de financiering van de huurpremie. De bijdrage staat maximaal gelijk aan de maximale huurpremie voor elke woning die niet verwezenlijkt is volgens het groeipad. De hoogte van de bijdrage hangt af van het jaartal van de voortgangstoets: bij de voortgangstoets in 2028 wordt bijvoorbeeld de bijdrage voor 25% aangerekend.
We gebruikten voorlopig cijfers van 31 december 2023. In het voorjaar van 2026 legt de Vlaamse Regering de nulmeting en de gemeentelijke objectieven definitief vast op basis van de situatie op 31 december 2025.
In de jaren 2029, 2034, 2039 worden de gemeentelijke objectieven, of in afwijking hiervan de driepartijenovereenkomsten, bijgesteld. Dit gebeurt telkens bij de start van de Vlaamse legislatuur. De Vlaamse Regering houdt hierbij rekening met de meest recente gegevens die op dat moment beschikbaar zijn over:
- de wettelijke doelgroep;
- de huishoudensprognoses per gemeente.
Zesjaarlijks kunnen de partijen de onderlinge herverdeling van de gemeentelijke objectieven in de driepartijenovereenkomst herzien. Ook de overeenkomst tussen gemeente en woonmaatschappij kunnen de partijen herzien voor de planning. De woonmaatschappij bezorgt de herziene overeenkomsten ten laatste op 1 november van het eerste volledige jaar van een gemeentelijke legislatuur aan Wonen in Vlaanderen.
Meer informatie vindt u in artikel 2.5/1 van het ontwerpbesluit.
Regelgevingsdocumenten
Contact
Lokale Besturen
- lokalebesturen.wonen@vlaanderen.be
- Adres
Wonen in Vlaanderen
Lokale BesturenHerman Teirlinckgebouw
Havenlaan 88, 1000 Brussel, België
Routeplanner opent in nieuw vensterWonen in Vlaanderen
Lokale BesturenLange Kievitstraat 111, 2018 Antwerpen, België
Routeplanner opent in nieuw vensterWonen in Vlaanderen
Lokale BesturenKoning Albert I-laan 1,2, 8200 Brugge
Routeplanner opent in nieuw vensterWonen in Vlaanderen
Lokale BesturenKoningin Maria Hendrikaplein 70, 9000 Gent
Routeplanner opent in nieuw vensterWonen in Vlaanderen
Lokale BesturenKoningin Astridlaan 50, 3500 Hasselt, België
Routeplanner opent in nieuw vensterWonen in Vlaanderen
Lokale BesturenDiestsepoort 6, 3000 Leuven
Routeplanner opent in nieuw venster- Postadres
Wonen in Vlaanderen
Lokale BesturenKoning Albert II laan 15 bus 253, 1210 Brussel, België