Leegstand en verwaarlozing: vergeet het hoger beroep bij de rechtbank van eerste aanleg niet, ook bij beslissingen over de opname
Wie niet akkoord is met de beslissing van het college van burgemeester en schepenen over zijn bezwaarschrift tegen een belasting, kan principieel naar de rechtbank van eerste aanleg voor hoger beroep. Maar dat kan ook na een beslissing over een beroep tegen de opname in het leegstands- of verwaarlozingsregister. Meer nog: een eigenaar moet binnen de drie maanden hoger beroep instellen tegen het afgewezen beroep door de gemeente, omdat hij anders de mogelijkheid verliest om de opname nog aan te vechten. Wacht hij tot de eerste belastingaanslag, zal het in veel gevallen te laat zijn.
Dat volgt uit het arrest van het Hof van Cassatie van 24 april 2024 (AR F.22.0131.N). Dat arrest wijst erop dat in gemeenten waar er niet alleen een leegstandsregister is, maar ook een belasting op leegstand de opname zelf in het register ook al als een handeling moet worden gezien in het kader van een “belastingwet” in de zin van het Gerechtelijk Wetboek. Een belastingwet is elke normerende tekst van een overheid die tot een belasting kan leiden. Dat geldt dus ook voor de opname van een pand in het leegstandsregister als de gemeente een belasting heeft op leegstand.
Daarom moeten brieven met de beslissing over het beroep tegen opname vermelden dat een eigenaar in hoger beroep kan gaan bij de rechtbank van eerste aanleg. Het Gerechtelijk Wetboek geeft daarvoor een termijn van slechts drie maanden. Gaat een eigenaar pas in hoger beroep tegen de opname naar aanleiding van de belastingaanslag, zal die termijn in veel gevallen overschreden zijn en is het te laat om de opname aan te vechten. Die is dan definitief en onherroepelijk. Voor verwaarlozing geldt hetzelfde.
Meer informatie: Leegstand bestrijden. Een handleiding voor gemeenten(PDF bestand opent in nieuw venster).