Gedaan met laden. U bevindt zich op: afkomen / aankomen Taaladviezen

afkomen / aankomen

Afkomen wordt in België vaak in plaats van aankomen of verschijnen, opkomen en komen gebruikt. In die betekenissen is het geen standaardtaal.

  • Ik had die fietser niet zien aankomen.
  • Kom maar op, als je durft!
  • Er waren maar een twintigtal supporters naar de Grote Markt gekomen om de Jonge Duivels te feliciteren.

In de onderstaande zinnen is afkomen (of afkomen op, afkomen van) wel correct gebruikt.

  • Ze zag hem moeizaam de trap afkomen. (= afdalen)
  • Ik had die fietser niet op mij zien afkomen. (= afstevenen op, afstormen op)
  • Hij laat de dingen nogal op hem afkomen. (= afwachtend reageren op)
  • Daar komen veel vliegen op af. (= ernaartoe gaan, aangelokt worden door)
  • Kom toch van het ijs af! (= afgaan van, zich verwijderen van)
  • Ze kon niet van hem afkomen. (= bevrijd raken van)
  • Hij mag blij zijn dat hij er heelhuids van afkwam. (= uit een situatie komen)