Gedaan met laden. U bevindt zich op: peil / pijl Taaladviezen

peil / pijl

De betekenis van het zelfstandig naamwoord peil is ‘merkteken om een bepaalde maat aan te geven' of ‘beoogd, bereikt of normaal niveau'.

  • Het grondwater staat op een normaal peil.
  • Het stroomverbruik in ons land is vorig jaar gedaald tot het laagste peil in vijf jaar.

De uitdrukking er is (of valt) geen peil op te trekken betekent ‘er is geen staat op te maken', ‘men weet niet wat men eraan heeft'. Ze komt oorspronkelijk uit de scheepstaal. Peil heeft daar de betekenis ‘punt waarnaar men zijn koers bepaalt'.

  • Ik keek constant naar de plaatselijke weerberichten, maar er was geen peil op te trekken. Als ze sneeuw voorspelden, kregen we zon. Als ze zon voorspelden, kregen we regen.

De betekenis van het zelfstandig naamwoord pijl is onder meer ‘projectiel' en ‘langwerpig, gepunt teken om richting aan te geven'.

  • Als kind speelde hij graag met pijl en boog.
  • De wandelroutes zijn in twee richtingen bewegwijzerd met gekleurde pijlen.