Gedaan met laden. U bevindt zich op: scheppen (vervoegen) Taaladviezen

scheppen (vervoegen)

Afhankelijk van de betekenis wordt het werkwoord scheppen regelmatig (schepte, geschept) of onregelmatig (schiep, geschapen) vervoegd. In de betekenis ‘putten, ergens uit halen' of ‘verwerven, opdoen' wordt scheppen regelmatig vervoegd.

  • Hij schept water uit de put.
  • Zij schepte de soep op de borden en haar man bracht het brood.
  • Ze hebben veel troost geschept uit de aanwezigheid van hun vrienden.

Als scheppen ‘creëren' betekent, is de vervoeging onregelmatig.

  • Dat goede nieuws schept licht in de duisternis.
  • Met haar mail schiep ze duidelijkheid in het probleem.
  • Een paar jaar geleden is er een precedent geschapen.