Gedaan met laden. U bevindt zich op: soort: de soort / het soort Taaladviezen

soort: de soort / het soort

In de betekenis ‘categorie, groep personen of zaken met gemeenschappelijke kenmerken' is zowel de soort als het soort correct.

  • Beschik je over de / het soort eigenschappen waar werkgevers naar op zoek zijn?
  • De / het soort test waar ik altijd slecht op scoor.
  • Met welke / welk soort mensen schiet jij het best op?
  • Ze draaien hier niet de / het soort muziek waar ik van hou.

Soms is er wel een voorkeur. Wie enige minachting wil uitdrukken, zal meestal voor het soort kiezen.

  • Het soort muziek dat je draait, bevalt me niet.
  • Hij is het soort geleerde dat totaal geen voeling heeft met de echte wereld.
  • Hij verkoopt het soort onzin waar ik hevige jeuk van krijg.

Specifiek in de biologische betekenis ‘groep planten of dieren' is het meestal de soort.

  • De tulp behoort tot de soort Tulipa.
  • Pluk alleen de eetbare soort paddenstoelen.
  • Zij verkoopt de aardbeiensoort die ik het liefste eet.

Het is belangrijk om bij beide geslachten de bijbehorende vormen consequent te gebruiken.

  • Als u het soort zegt, zegt u ook dit/dat soort, elk soort, welk soort, ons soort en krijgt een bijvoeglijk naamwoord geen buigings-e na bijvoorbeeld een en elk: een onbekend soort, elk onbekend soort, welk onbekend soort, onbekend soort.
  • Als u de soort zegt, zegt u ook die/deze soort, elke soort, welke soort, onze soort en krijgt een bijvoeglijk naamwoord altijd een buigings-e: de onbekende soort, een onbekende soort, elke onbekende soort, onbekende soort.