De keuze voor die of dat na eentje hangt af van het woord waarnaar eentje verwijst. Als dat een de-woord is, is eentje die goed. Als het een het-woord is, moet het eentje dat zijn.
- Hij pakte zijn verrekijker. Het was er eentje die je uit kon schuiven. (die want het is de verrekijker)
- Hier hebt u een mooi kortverhaal. Het is er eentje dat zich in de middeleeuwen afspeelt. (dat want het is het kortverhaal)