Gedaan met laden. U bevindt zich op: ernaast / er naast Taaladviezen

ernaast / er naast

We schrijven ernaast aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord.

  • Ze kwam ernaast zitten. (= ze kwam naast iets of iemand zitten, bijvoorbeeld naast de kast)
  • Ze wonen in het huis ernaast. (= in het huis naast dat huis)

Ernaast wordt ook aan elkaar geschreven in enkele vaste combinaties. In die combinaties kunt u het voornaamwoordelijk bijwoord niet vervangen door een voorzetsel en een naamwoord omdat het samen met het werkwoord een eenheid vormt met een specifieke betekenis.

  • ernaast grijpen (= te laat zijn, verliezen): Bij die sollicitatie heeft hij ernaast gegrepen.
  • ernaast zijn (= het mis hebben): Je bent ernaast, hoor!
  • ernaast zitten (= het mis hebben): Je zit ernaast met je berekening.

In andere gevallen schrijven we er naast in twee woorden. Er en naast zijn dan woorden die tot een verschillend zinsdeel behoren.

  • Wat staat er naast de loods? (naast hoort bij de loods)

De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord ernaast zijn ook van elkaar gescheiden als er tussen er en naast een ander zinsdeel staat. De volgorde met de gesplitste vorm is vaak gebruikelijker dan die met de ongesplitste vorm. Soms is de ongesplitste vorm uitgesloten.

  • Ze kwam er onopvallend naast / onopvallend ernaast zitten.