Gedaan met laden. U bevindt zich op: ervan uitgaan / er vanuit gaan* / ervan uit gaan* / ervanuit gaan* Taaladviezen

ervan uitgaan / er vanuit gaan* / ervan uit gaan* / ervanuit gaan*

Vervoeging van het werkwoord uitgaan (van iets):

  • ik ga ervan uit, jij gaat ervan uit, zij gaan ervan uit
  • … dat ik ervan uitga, dat jij ervan uitgaat, dat ze ervan uitgaan
  • ik ging ervan uit, ze gingen ervan uit
  • … dat ik ervan uitging, dat jij ervan uitging, dat ze ervan uitgingen
  • ik ben ervan uitgegaan

In de combinatie ervan uitgaan schrijven we uitgaan aan elkaar omdat uitgaan een samengesteld werkwoord is. Of een werkwoord samengesteld is of niet, kunt u opzoeken in een woordenboek. In dit geval is uitgaan als afzonderlijk woord in de woordenboeken te vinden. Daarbij wordt ook de combinatie uitgaan van (iets) vermeld.

Samengestelde werkwoorden worden altijd aan elkaar geschreven, tenzij de twee delen (uit en gaan) gescheiden worden door andere woorden of de volgorde ervan gewisseld is.

  • Ik weet niet of je ervan uit kunt gaan dat hij komt.
  • Je gaat uit van het idee dat hij komt.

In de combinatie ervan uitgaan schrijven we ervan aan elkaar omdat ervan een voornaamwoordelijk bijwoord is. In dat geval kunnen we ervan vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel van en een naamwoord.

  • Ze gaat ervan uit. (= ze gaat van iets uit, bijvoorbeeld van die veronderstelling)

Na ervan kan ook een dat-zin volgen. De dat-zin heeft in zulke zinnen dezelfde functie als een naamwoord.

  • Ik ben ervan uitgegaan dat hij komt. (= ik ben van iets uitgegaan, zoals in: ik ben uitgegaan van zijn komst)
  • Je kunt ervan uitgaan dat hij komt. (= je kunt van iets uitgaan, zoals in: je kunt van zijn komst uitgaan)

De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord ervan zijn van elkaar gescheiden als er tussen er en van een ander zinsdeel staat. De volgorde met de gesplitste vorm is vaak gebruikelijker dan die met de ongesplitste vorm. Soms is de ongesplitste vorm uitgesloten.

  • Ze gaat er verkeerdelijk van / verkeerdelijk ervan uit.
  • Ik ben er zomaar van / zomaar ervan uitgegaan dat hij komt.
  • Je kunt er niet van / niet ervan uitgaan dat hij komt.