Gedaan met laden. U bevindt zich op: werkwoordstijd (taalkundige term) Taaladviezen

werkwoordstijd (taalkundige term)

synoniem = tempus (enkelvoud), tempora (meervoud)

Werkwoorden komen in verschillende tijden voor. We maken een onderscheid tussen tegenwoordige, verleden en toekomende tijden. We maken ook een onderscheid tussen onvoltooide en voltooide tijden: tijden zonder voltooid deelwoord tegenover tijden met een voltooid deelwoord (zoals gesnurkt, gebleven). In het totaal onderscheiden we acht werkwoordstijden.

  1. de onvoltooid tegenwoordige tijd, o.t.t. (het presens): ik snurk, ik blijf;
  2. de onvoltooid verleden tijd, o.v.t. (het imperfectum): ik snurkte, ik bleef;
  3. de voltooid tegenwoordige tijd, v.t.t. (het perfectum): ik heb gesnurkt, ik ben gebleven;
  4. de voltooid verleden tijd, v.v.t. (het plusquamperfectum): ik had gesnurkt, ik was gebleven;
  5. de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd, o.t.t.t. (het futurum): ik zal snurken, ik zal blijven;
  6. de voltooid tegenwoordig toekomende tijd, v.t.t.t. (het futurum exactum): ik zal gesnurkt hebben, ik zal gebleven zijn;
  7. de onvoltooid verleden toekomende tijd, o.v.t.t. (het futurum praeteriti): ik zou snurken, ik zou blijven;
  8. de voltooid verleden toekomende tijd, v.v.t.t. (het futurum exactum praeteriti): ik zou gesnurkt hebben, ik zou gebleven zijn.