synoniem = tempus (enkelvoud), tempora (meervoud)
Werkwoorden komen in verschillende tijden voor. We maken een onderscheid tussen tegenwoordige, verleden en toekomende tijden. We maken ook een onderscheid tussen onvoltooide en voltooide tijden: tijden zonder voltooid deelwoord tegenover tijden met een voltooid deelwoord (zoals gesnurkt, gebleven). In het totaal onderscheiden we acht werkwoordstijden.
- de onvoltooid tegenwoordige tijd, o.t.t. (het presens): ik snurk, ik blijf;
- de onvoltooid verleden tijd, o.v.t. (het imperfectum): ik snurkte, ik bleef;
- de voltooid tegenwoordige tijd, v.t.t. (het perfectum): ik heb gesnurkt, ik ben gebleven;
- de voltooid verleden tijd, v.v.t. (het plusquamperfectum): ik had gesnurkt, ik was gebleven;
- de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd, o.t.t.t. (het futurum): ik zal snurken, ik zal blijven;
- de voltooid tegenwoordig toekomende tijd, v.t.t.t. (het futurum exactum): ik zal gesnurkt hebben, ik zal gebleven zijn;
- de onvoltooid verleden toekomende tijd, o.v.t.t. (het futurum praeteriti): ik zou snurken, ik zou blijven;
- de voltooid verleden toekomende tijd, v.v.t.t. (het futurum exactum praeteriti): ik zou gesnurkt hebben, ik zou gebleven zijn.