Gedaan met laden. U bevindt zich op: Werkwoorden, werkwoordelijke eindgroep (volgorde) Taaladviezen

Werkwoorden, werkwoordelijke eindgroep (volgorde)

In verzorgde schrijftaal staat een voltooid deelwoord bij voorkeur vooraan of achteraan in de werkwoordelijke eindgroep. De werkwoordelijke eindgroep is de opeenvolging van werkwoordsvormen aan het eind van een hoofd- of bijzin. De persoonsvorm van een hoofdzin maakt nooit deel uit van de werkwoordelijke eindgroep. In de onderstaande voorbeelden is de werkwoordelijke eindgroep telkens cursief en het voltooid deelwoord vet gezet.

Bij werkwoordelijke eindgroepen van drie of meer werkwoorden betekent dit dat het voltooid deelwoord vooraan of achteraan in de eindgroep kan staan, maar beter niet in het midden. In gesproken taal is het niet zo storend als u het voltooid deelwoord toch in het midden plaatst, maar in verzorgde schrijftaal kunt u beter het bovenstaande principe toepassen.

liever niet

maar wel

Max zei dat hij het zo zou gedaan hebben.

Max zei dat hij het zo gedaan zou hebben.
Max zei dat hij het zo zou hebben gedaan.

Ik zou het zelf zo willen gezegd hebben.

Ik zou het zelf zo gezegd willen hebben.
Ik zou het zelf zo willen hebben gezegd.

Ik denk dat ze moeten verzorgd worden.

Ik denk dat ze verzorgd moeten worden.
Ik denk dat ze moeten worden verzorgd.

Zij zullen moeten verzorgd worden.

Zij zullen verzorgd moeten worden.
Zij zullen moeten worden verzorgd.

Als er maar twee werkwoorden in de werkwoordelijke eindgroep staan, is er geen beperking: het voltooid deelwoord kan vooraan of achteraan in de eindgroep staan. Bijvoorbeeld: Hij kan dat niet gedaan hebben / hebben gedaan. Die vrijheid van volgorde geldt zowel voor gesproken taal als voor geschreven taal. De keuze wordt bepaald door ons gevoel voor zinsritme. Als we praten, hebben we spontaan wat meer de neiging om het voltooid deelwoord vooraan te zetten. In geschreven taal is er wat meer een tendens om het achteraan te plaatsen, maar het kan dus ook gerust vooraan staan.

Niet-werkwoordelijke elementen zetten we in verzorgde schrijftaal bij voorkeur niet tussen de delen van een werkwoordelijke eindgroep. U kunt niet-werkwoordelijke elementen altijd vlak vóór de werkwoordelijke eindgroep plaatsen. In de onderstaande voorbeelden is de werkwoordelijke eindgroep telkens cursief en het niet-werkwoordelijk deel vet gezet.

liever niet

maar wel

Janne had beloofd dat ze zou aanwezig zijn.

Janne had beloofd dat ze aanwezig zou zijn.

Ik weet niet hoeveel mensen er nog zouden toestemming krijgen.

Ik weet niet hoeveel mensen er nog toestemming zouden krijgen.

Ze zullen pas morgen kunnen op reis gaan.

Ze zullen pas morgen op reis kunnen gaan.

Sergey vroeg of hij dat mocht op zijn eentje doen.

Sergey vroeg of hij dat op zijn eentje mocht doen.

Dat is iets waar ik liever niet wil op reageren.

Dat is iets waar ik liever niet op wil reageren.
Dat is iets waarop ik liever niet wil reageren.

Dat is iets waar ik niet hoef op te reageren.

Dat is iets waar ik niet op hoef te reageren.
Dat is iets waarop ik niet hoef te reageren.

In gesproken taal is het niet zo storend als u de werkwoordelijke eindgroep doorbreekt door er een niet-werkwoordelijk element in op te nemen, maar in verzorgde schrijftaal kunt u beter het bovenstaande principe toepassen.

Het eerste deel van een scheidbaar samengesteld werkwoord, bijvoorbeeld af van afnemen, behoort tot de werkwoordelijke eindgroep. Als het van het werkwoord gescheiden wordt, staat het bij voorkeur helemaal vooraan in de eindgroep. In geschreven taal komt de gescheiden volgorde minder vaak voor dan in gesproken taal.

liever niet

maar wel

Ernie vond dat hij Bert dat speelgoed had af moeten nemen.

Ernie vond dat hij Bert dat speelgoed af had moeten nemen.
Ernie vond dat hij Bert dat speelgoed had moeten afnemen.

Philomena zei dat Rosa haar had uit zitten schelden.

Philomena zei dat Rosa haar uit had zitten schelden.
Philomena zei dat Rosa haar had zitten uitschelden.

Louise zei dat ik de bestelling had terug moeten sturen.

Louise zei dat ik de bestelling terug had moeten sturen.
Louise zei dat ik de bestelling had moeten terugsturen.