Gedaan met laden. U bevindt zich op: zich / hem / haar / hen Taaladviezen

zich / hem / haar / hen

Werkwoorden als zich vergissen en zich wassen zijn wederkerend: ze worden gecombineerd met zich of met een ander wederkerend voornaamwoord, zoals me, je of ons. In de derde persoon wordt in plaats van zich soms ook hem, haar of hen gebruikt om naar het onderwerp te verwijzen, maar dat is geen standaardtaal.

  • Mijn vader vergist zich weleens.
  • Anna wast zich elke dag in bad.
  • De kinderen haasten zich naar school.

Sommige wederkerende werkwoorden, bijvoorbeeld zich wassen, kunnen ook niet-wederkerend worden gebruikt. Zulke werkwoorden kunnen wel gecombineerd worden met de persoonlijke voornaamwoorden hem, haar en hen, maar die verwijzen dan naar iets of iemand anders dan het onderwerp.

  • Mijn vader wast hem elke dag in bad. (niet-wederkerend; hem verwijst naar iemand anders dan mijn vader)
  • De verpleegster prikte haar met een naald. (niet-wederkerend; haar verwijst naar iemand anders dan de verpleegster)
  • De soldaten hebben hen dodelijk verwond. (niet-wederkerend; hen verwijst naar iemand anders dan de soldaten)

Het wederkerend voornaamwoord zich komt ook voor na voorzetsels. Als dat voorzetsel samen met zich een vaste combinatie vormt met het werkwoord, kan zich niet vervangen worden door de persoonlijke voornaamwoorden hem, haar of hen.

  • Mijn zus bijt altijd fel van zich af.

Om te achterhalen of het zinsdeel met zich een vaste combinatie vormt met een werkwoord, kunt u het wederkerend voornaamwoord zich proberen te vervangen door een zelfstandig naamwoord. Als dat niet mogelijk is, is er sprake van een vaste combinatie. Van zich afbijten is bijvoorbeeld een vaste combinatie, want je kunt niet zeggen Ze bijt altijd fel van haar broer af.

Als het zinsdeel met zich geen vaste combinatie vormt met het werkwoord, kunnen het wederkerend voornaamwoord zich en de persoonlijke voornaamwoorden hem, haar en hen vaak allebei gebruikt worden om naar het onderwerp te verwijzen. Het persoonlijk voornaamwoord hem, haar of hen kan wel dubbelzinnig zijn omdat dat niet alleen naar het onderwerp, maar ook naar iets of iemand anders kan verwijzen.

  • De verpleegkundige zag een man met een mes op zich / hem / haar afkomen.
  • De verpleegkundigen zagen een man met een mes op zich / hen afkomen.

Op zich vormt geen vaste combinatie met het werkwoord afkomen, want je kunt zeggen De verpleegkundige zag een man met een mes op haar collega afkomen.