Gedaan met laden. U bevindt zich op: nevenschikking en onderschikking (taalkundige termen) Taaladviezen

nevenschikking en onderschikking (taalkundige termen)

synoniem van nevenschikking = coƶrdinatie
synoniem van onderschikking = subordinatie

Bij nevenschikking worden woorden, woordgroepen of deelzinnen die grammaticaal een gelijkwaardige functie naast elkaar geplaatst. In de meeste gevallen wordt daarbij gebruikgemaakt van nevenschikkende voegwoorden, zoals en, of en maar, of van reeksvormers, zoals zowel ... als ... en ofwel ... ofwel ... Soms wordt de nevenschikking alleen maar uitgedrukt door komma's.

  • Drink je koffie of thee? (nevengeschikte woorden)
  • Je vindt er alles om de kou te trotseren: wanten, mutsen, sjaals.
  • Die afwijkingen gaan gepaard met ofwel een verhoogde stollingsneiging, ofwel een neiging tot vaatvernauwing. (nevengeschikte woordgroepen)
  • Zowel de huwelijken als de scheidingen zitten in de lift.
  • Hij kwam binnen, deed het licht uit en ging slapen. (nevengeschikte hoofdzinnen)
  • Hij kwam, hij zag, hij overwon.
  • Ik heb een zus die wat ouder is dan ik maar die ongeveer dezelfde maten heeft. (nevengeschikte bijzinnen)

Bij onderschikking wordt een bijzin als zinsdeel of zinsdeelstuk ingebed in een andere zin. De bijzin kan daarbij door een onderschikkend voegwoord ingeleid worden of als eerste zinsdeel een betrekkelijk of vragend voornaamwoord hebben. Voorbeelden van onderschikkende voegwoorden zijn dat (zoals in Ik zag dat de trein vertraging had), of (zoals in Ik weet niet of de trein vertraging heeft), terwijl, om, omdat, doordat, zodat, zodra, als, toen, hoewel, tenzij, voor zover. Bij gewone bijzinnen staat de persoonsvorm achteraan in de zin (zoals in dat de trein vertraging had).

  • Ik heb gehoord dat die mooie zoon van jou weer in de stad is. (bijzin met onderschikkend voegwoord dat)
  • Terwijl ik op de leerstof zat te zwoegen, zaten mijn bovenburen flink te feesten. (bijzin met onderschikkend voegwoord terwijl)
  • Films die in Cannes veel stof doen opwaaien, lokken meestal veel volk naar de bioscopen. (bijzin met betrekkelijk voornaamwoord die)
  • Het is maar de vraag wie dat zal betalen. (bijzin met vragend voornaamwoord wie)

Bij beknopte bijzinnen ontbreken het onderwerp en de persoonsvorm. Dat is bijvoorbeeld het geval in beknopte bijzinnen die ingeleid worden met het voegwoord om (zoals in Hij is aan het sparen om een wereldreis te maken).