Gedaan met laden. U bevindt zich op: Woordgeslacht: mannelijk, vrouwelijk of onzijdig? Taaladviezen

Woordgeslacht: mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

De zelfstandige naamwoorden worden traditioneel verdeeld in vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden. Vrouwelijke en mannelijke zelfstandige naamwoorden zijn de-woorden; onzijdige zelfstandige naamwoorden zijn het-woorden. Dat het grammaticale geslacht kan afwijken van het biologische geslacht, blijkt uit het feit dat levende wezens ook aangeduid kunnen worden door het-woorden, bijvoorbeeld het meisje, het kind en het paard.

Het onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke de-woorden wordt in België nog in sterkere mate gemaakt dan in Nederland, waar veel oorspronkelijk vrouwelijke woorden nu als mannelijke woorden worden gebruikt. Daarom mogen veel de-woorden zowel vrouwelijk als mannelijk worden opgevat. De naslagwerken vermelden bij die woorden doorgaans alleen dat het de-woorden zijn, zonder verdere specificatie. Dat is ook het geval in het Groene Boekje. In de onlineversie op http://woordenlijst.org(opent in nieuw venster) is het geslacht aangegeven met de vermelding m/v. Daarnaast zijn er ook de-woorden die uitsluitend mannelijk of uitsluitend vrouwelijk zijn. Achter woorden die alleen mannelijk zijn, staat in de woordenboeken de (m.). Bij woorden die alleen vrouwelijk zijn, wordt de (v.) vermeld. Een kleiner aantal woorden kan – al dan niet met betekenisverschil – zowel de-woord als het-woord zijn.

Het woordgeslacht is bepalend voor het gebruik van de persoonlijke en de bezittelijke voornaamwoorden.

  1. Naar mannelijke de-woorden wordt verwezen met hij, hem en zijn: Hij is zwaar; Ik heb hem op de kast gelegd; Zijn vorm is wat afwijkend.
  2. Naar vrouwelijke de-woorden wordt verwezen met ze en haar: Ze is zwaar; Ik heb ze / haar op de kast gelegd; Haar vorm is wat afwijkend.
  3. Naar het-woorden wordt verwezen met het en zijn: Het is zwaar; Ik heb het op de kast gelegd; Zijn vorm is wat afwijkend.