Gedaan met laden. U bevindt zich op: WB 38 - BVR 12 januari 2018 Overzicht wijzigende besluiten VPS

WB 38 - BVR 12 januari 2018

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, wat betreft het topkader en een maatregel voor het middenkader

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, §1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en §3, vervangen bij de wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014;

Gelet op het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, artikel 67, §2;

Gelet op het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, artikel 5;

Gelet op het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden, artikel 12, derde lid;

Gelet op het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 juni 2017;

Gelet op protocol nr. 368.1184 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest van 10 november 2017;

Gelet op het advies 62.542/3 van de Raad van State, gegeven op 18 december 2017, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding;

Na beraadslaging,

BESLUIT:

Artikel 1. Aan artikel V 7 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt:

“§4. De opdrachtgever houdt een interview met de geschikte kandidaten om na te gaan welke kandidaat het best voldoet aan het competentieprofiel voor de functie. De opdrachtgever wordt bijgestaan door een vertegenwoordiging van de Vlaamse Regering als de Vlaamse Regering de in dienst nemende overheid is.”

Art. 2. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2017, wordt een artikel V 7bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

“Art. V 7bis. In afwijking van artikel V 7, §1, worden de titularissen van een management- of een projectleidersfunctie van N- niveau en van de functie van algemeen directeur, van wie de laatste jaarlijkse evaluatie is besloten met de waardering dat het prestatieniveau in sommige gevallen boven de verwachting en de norm ligt of een hogere waardering, niet getest op de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de respectieve vacante management- of projectleidersfunctie van N-niveau of de vacante functie van algemeen directeur, waarvoor ze zich kandidaat stellen.”.

Art. 3. In artikel V 8, §1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, wordt het eerste lid opgeheven.

Art.4.
In artikel V 12, §1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, 29 april 2011, 21 februari 2014 en 23 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de zinsnede “- en projectleider” wordt opgeheven;

2° volgende zin wordt toegevoegd: “De projectleidersfunctie van het N-niveau wordt ingedeeld in klasse A. Voor een indeling in een andere klasse is een weging noodzakelijk”.

Art. 5. In artikel V 12, §2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, 29 april 2011, 21 februari 2014 en 23 mei 2014, wordt punt 5° opgeheven.

Art. 6. Aan deel V, titel I, hoofdstuk 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, wordt een afdeling 3, die bestaat uit artikel V 12bis, toegevoegd, die luidt als volgt:

“Afdeling 3 – Mobiliteitskrediet

Art. V 12bis.

§ 1. De titularis van een management- of projectleidersfunctie van N-niveau ontvangt voor zijn persoonlijke verplaatsingen een jaarlijks mobiliteitskrediet van 14.400 euro. De verplaatsingen omvatten zowel het woon-werkverkeer, als dienstverplaatsingen en privé-verplaatsingen met één of meer van de mobiliteitsopties, vermeld in paragraaf 2.

Het bedrag van 14.400 euro wordt verhoogd tot 21.600 euro indien de titularis van een management- of projectleidersfunctie van N-niveau een elektrisch of plug-in hybride dienstvoertuig (klasse 1) verwerft.

§ 2. De N-functie kan het mobiliteitskrediet, vermeld in paragraaf 1, aanwenden voor één of meer van de volgende mobiliteitsopties:

  1. een dienstwagen;
  2. een abonnement of andere vervoersbewijzen van het openbaar vervoer;
  3. een fietsvergoeding voor gebruik van eigen fiets,;
  4. de aankoop of leasing van een al dan niet elektrische fiets of motor;
  5. een abonnement fietsdelen;
  6. een abonnement autodelen;
  7. een parkingabonnement of parkingkaartjes;
  8. een kilometervergoeding vermeld in §4.

Als de N-functie een andere duurzame mobiliteitsoptie kiest, dan de mobiliteitsopties vermeld in het eerste lid, is die keuze onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken.

§ 3. Bij een afwezigheid van meer dan vier maanden zonder onderbreking of bij aanstelling of beëindiging van het mandaat in de loop van het kalenderjaar, wordt het mobiliteitskrediet, vermeld in paragraaf 1 pro rata toegekend.

§ 4. De N-functie die opteert voor een kilometervergoeding voor verplaatsingen met een eigen voertuig, maar in het bezit is van een tankkaart van de werkgever, ontvangt een kilometervergoeding vermeld in artikel VII 80, §1, verminderd met 20%.

Bij gebruik van een elektrische of plug-in hybride of benzine/hybride wagen, wordt de vermindering, vermeld in het eerste lid, niet toegepast.

De kilometervergoeding wordt toegekend als het privé-voertuig beantwoordt aan de overeenstemmende normen voor de ecoscore en de brandstof die gelden voor de aankoop of huur van dienstvoertuigen en die de Vlaamse minister bevoegd voor de Bestuurszaken heeft vastgesteld.

§ 5. Op het einde van elk kalenderjaar of bij de beëindiging van het mandaat wordt een afrekening gemaakt van het gebruikte mobiliteitskrediet. Als uit die afrekening blijkt dat het beschikbare mobiliteitskrediet overschreden is, wordt het saldo van de N-functie teruggevorderd.

§ 6. De titularis van een management- of projectleidersfunctie van het N-niveau die opteert voor een mobiliteitsoptie vermeld in paragraaf 2, 2.; 3. of 8. kan geen aanspraak maken op de overeenkomstige voordelen vermeld in de artikelen VII 80, VII 95 en VII 102.

Art. 7. In artikel V 13 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° aan paragraaf 1bis, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd :

“De opdrachtgever kan in overleg met de externe instantie en de geëvalueerde beslissen dat in de evaluatie ook rekening wordt gehouden met informatie van externe belanghebbenden.”.

2° in paragraaf 2 worden de woorden “globale eindevaluatie” vervangen door het woord “mandaatevaluatie” en wordt het woord “eindevaluatie” telkens vervangen door het woord “mandaatevaluatie”.

3° in paragraaf 2 wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:

“Bij de mandaatevaluatie van de titularis van een management- of projectleidersfunctie van N-niveau in een EVA wordt de raad van bestuur gehoord. Bij de mandaatevaluatie van de algemeen directeur wordt de titularis van de managementfunctie van N-niveau gehoord.”

4° er wordt een paragraaf 2bis ingevoegd, die luidt als volgt:

“§ 2bis. In afwijking van paragraaf 2 wordt een vervroegde mandaatevaluatie uitgevoerd binnen een termijn van zes maanden nadat de titularissen van een management- of projectleidersfunctie van N-niveau en van de functie van algemeen directeur een tweede opeenvolgende keer binnen hetzelfde mandaat van zes jaar een jaarlijkse evaluatie hebben gekregen met de waardering dat het prestatieniveau onder de verwachtingen ligt of grotendeels aan de verwachtingen voldoet.”.

Art. 8. In artikel V 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 en 3 oktober 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in het eerste lid en tweede lid, 1°, wordt het woord “eindevaluatie” vervangen door het woord “mandaatevaluatie”;

2° het tweede lid, 2°, wordt vervangen door “als de titularis van het mandaat tijdens ten minste drie van de vijf laatste evaluaties, waaronder de twee laatste evaluaties, een evaluatie heeft gekregen met de waardering dat het prestatieniveau in sommige gevallen boven de verwachting en de norm ligt ofwel een hogere waardering;”.

Art. 9. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2017, wordt een artikel V 15bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

“Art. V 15bis. In afwijking van artikel V 15, eerste lid , beslist de in dienst nemende overheid vóór het einde van het tweede of het derde mandaat over de verlenging van het mandaat van de titularissen van de management- of projectleidersfunctie van N-niveau of van de functie van algemeen directeur tot die titularis de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Die verlenging is beperkt tot maximaal twee jaar.”.

Art. 10. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2017, wordt een artikel V 17bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

“Art. V 17bis. Als het mandaat van de titularis van een managementfunctie van N-niveau wordt beëindigd door de afschaffing van de entiteit, herplaatst de in dienst nemende overheid de titularis in de interne arbeidsmarkt in een vacante projectleidersfunctie van N-niveau.

Art. 11. In artikel V 36, §1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 en 24 juni 2016, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:

“De N-1 functie wordt door het hoofd van de entiteit, raad of instelling vacant verklaard via een open procedure, waarbij terzelfdertijd interne en externe kandidaten meedingen.“.

Art. 12. In deel V, titel 5, Hoofdstuk 1, van hetzelfde besluit, wordt een artikel V 52ter toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. V 52ter. Voor de toepassing van artikel V 12 bis, §4, derde lid, geldt voor wat betreft normen inzake de ecoscore en de brandstof de reglementering die van toepassing was op het ogenblik van de aankoop of leasing van het privé-voertuig.”

Art. 13. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2018.

Art. 14. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling in de Vlaamse administratie, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 januari 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering,

Geert BOURGEOIS

De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding,

Liesbeth HOMANS